Pytheas van Marseille, opnieuw

Das schwimmende Moor: dit kan heel wel het Metuonis van Pytheas zijn geweest.

Ik heb het op deze plek weleens gehad over Pytheas van Marseille, de Griekse ontdekkingsreiziger die rond 325 v.Chr. de Atlantische kusten verkende. Minimaal zeilde hij langs Iberië, westelijk Gallië en de Britse eilanden. Verder vermeldde hij een mysterieus land Thule, een ijszee en een eiland waar barnsteen vandaan kwam. Hij wist ook dat de getijden samenhingen met de maan. Fascinerende materie natuurlijk, en Pytheas’ boek moet een hit zijn geweest. Als de dichter Vergilius in zijn Georgica kan schrijven over “het uiterste Thule”, moet dat eiland in elk geval bij zijn Romeinse publiek bekend zijn geweest.

Wat zouden we graag meer over Pytheas’ avontuurlijke reis hebben geweten, maar zijn verslag is verloren gegaan. We moeten de expeditie dus reconstrueren aan de hand van informatie bij jongere auteurs. In totaal gaat het om negenendertig fragmenten, waarvan er zestien zijn te vinden in het aardrijkskundeboek van Strabon en acht in de encyclopedie van Plinius de Oudere.

Lees verder “Pytheas van Marseille, opnieuw”

Het schild van Achilleus (2)

[Tweede deel van een stuk over pseudowetenschap, wetenschap en wetenschapscommunicatie. Het eerste was hier.]

Speculaties

Oudheidkunde kenmerkt zich door dataschaarste en dus speculatie. De waarde van het vak is dat je leert nadenken over die onzekerheid en dan kom je al snel bij het onderscheid tussen speculaties over gedocumenteerde en ongedocumenteerde verschijnselen. Ik zal het uitleggen aan de hand van een voorbeeld.

Een classicus kan, als hij op een onbekend woord stuit, speculeren dat het gaat om een bekend maar ongebruikelijk gespeld woord. Hij of zij weet namelijk dat spelfouten bestaan. De diverse typen in kaart zijn gebracht. (Ik zal nog bloggen over zaken als permutatie, dittografie, haplografie.) De classicus kan dus speculeren over het rare woord door te verwijzen naar een verschijnsel dat goed is gedocumenteerd.

Lees verder “Het schild van Achilleus (2)”

Het schild van Achilleus (1)

Hefaistos en Thetis met de nieuwe wapenrusting van Achilleus (Musée royal de Mariemont, Morlanwelz )

Er valt iets te zeggen vóór pseudowetenschap. De theorieën zijn vaak origineel en tonen de menselijke fantasie op haar mooist. Bovendien vinden pseudowetenschappers, steeds op zoek naar argumenten, hun aanwijzingen overal. Ze denken interdisciplinair en dat is goed. Pseudowetenschap daagt je daardoor uit na te denken over wat echte wetenschap is. Als je die uitdaging echter aangaat, lopen de rillingen je over het lijf.

Alle redenatiefouten die je aanwijst in een pseudowetenschappelijke theorie, zie je namelijk ook in de officiële wetenschap (wat dat ook moge zijn). Je zou willen zeggen dat de peer-review weliswaar niet onfeilbaar is maar excessen toch verhindert, maar je kent legio voorbeelden van het tegendeel. Je zou willen zeggen dat het zelfreinigend vermogen van de academische wetenschap blunders uiteindelijk corrigeert. Alleen weet je dat dit verrotte langzaam gaat of onvolledig is. Je zou willen zeggen dat de toetsing aan de empirie uiteindelijk allesbeslissend is. Maar je weet dat dat in de oudheidkunde niet gaat. Er is immers dataschaarste en dus onvoldoende empirie.

Lees verder “Het schild van Achilleus (1)”

Geliefd boek: De adelaar van het Negende

Morgen eindigt de Week van de Klassieken en ik vraag uw aandacht voor een boek dat menigeen allang kent: De adelaar van het Negende van Rosemary Sutcliff. Toen het in 1954 verscheen, heette het nog een kinderboek, tegenwoordig zouden we het vermoedelijk een young adult noemen. Al zou je het ook kunnen beschouwen als een Bildungsroman. Wat het genre ook zij: het is een geweldig boek. Ik ken verschillende mensen die door De adelaar van het Negende een liefde voor de oude wereld hebben ontwikkeld.

De ondergang van het Negende

Het verhaal gaat over een jonge Romeinse officier, Marcus, die gewond raakt en wordt gedemobiliseerd. Als hij eenmaal is hersteld, besluit hij te gaan uitzoeken wat er is gebeurd met het Negende Legioen Hispana, dat ooit vanuit York naar het noorden is gemarcheerd, de mist in, en waar niemand ooit meer van heeft gehoord. Marcus’ vader is missing in action.

Lees verder “Geliefd boek: De adelaar van het Negende”

Kelten, Hunnen, Avaren, Saksen

Merovingische mantelgesp (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

Er zijn een paar gebieden waar de oudheidkunde momenteel vooruitgang boekt. Eén front is het DNA- en het isotopenonderzoek. De zich daar aftekenende conclusie is, zoals bekend, dat mensen vroeger beweeglijker zijn geweest dan altijd was aangenomen. Omdat mensen hun ideeën meenemen, betekent dit dat de hermeneutische horizon is weggevallen. De winst is dus vooral voor classici en andere filologen, die een goudmijn aan informatie erbij hebben gekregen. Dit is een echte revolutie, met een wijzigende negatieve heuristiek.

Langzaam wordt het bewijs ook sterker. We wisten al dat de landbouw en de Indo-Europese talen zijn verspreid door migratie. Tot nu toe was de verdere redenatie min of meer “als in de Prehistorie de mensen mobiel waren, waren ze dat zeker in tijden met betere schepen en betere wegen”. Het was een a fortiori-redenering. Dat is altijd onbevredigend, omdat het veronderstelt dat alle andere factoren dezelfde zijn gebleven. (Om er nog een Latijnse term tegenaan te smijten: een ceteris paribus-redenering.) Het is natuurlijk denkbaar dat in het latere tijdperk factoren een rol hebben gespeeld die we nu nog niet herkennen.

Lees verder “Kelten, Hunnen, Avaren, Saksen”

The Dig

Er was vorig jaar veel te doen over The Dig, een film waarin de opgraving van Sutton Hoo een rol speelt. Het graf van de vroeg-zevende-eeuwse Angelsaksische vorst Raedwald geldt als een van de grote archeologische ontdekkingen van de vorige eeuw. De bijzetting zou te vergelijken zijn met die van andere heersers uit de Late Oudheid, zoals Childeric in Doornik en het grafveld bij het Zweedse Vendel, ware het niet dat ze alles in omvang overtreft: Raedwald is begraven in een schip van een slordige zevenentwintig meter lang. Het is begrijpelijk dat de opgravers die er in 1938 en 1939 werkten, lang overwogen dat het een Vikinggraf was.

Sutton Hoo

Maar het was dus ouder. Dit schip documenteerde de wereld van de Angelen, van de Saksen, van de kerstening en van de Beowulf. Wellicht herinnert u zich uit 2005/2006 de expositie “Professor Van Giffen en het geheim van de wierden” in het Groninger Museum. In The Dig vat een medewerker van het British Museum, Charles Phillips, het belang van de ontdekking mooi samen: “The Dark Ages are not dark anymore.” En ook: “The Anglo-Saxons did have a civilization.”

Lees verder “The Dig”

“Naar alle kanten het Rijk vergroot” (4)

Septimius Severus (Portret uit Tyrus, nu in het Nationaal Museum in Beiroet)

[Vandaag het laatste van vier blogs over de veldtochten van keizer Septimius Severus (r.193-211), die het Romeinse Rijk bracht tot zijn grootste omvang. Dat dit onder Trajanus zou zijn gebeurd is vooral propaganda van Mussolini. Het eerste deel is hier.]

Zoals gezegd had keizer Severus het Romeinse leger uitgebreid met drie legioenen. I  Parthica en III Parthica bleven in Mesopotamië en het II Parthica werd gestationeerd in Italië, waar het een kamp betrok op de Albaanse Berg ten zuidoosten van Rome. Het diende als strategische reserve. Al vóór Severus in de Tripolitana een nieuw verdedigingsconcept introduceerde, was gebleken dat het traditionele systeem van de limes gebreken vertoonde. Nu de stammen buiten het imperium zich beter organiseerden, slaagden ze er wel eens in door te breken, en omdat alle troepen langs de grenzen waren gestationeerd, konden vijanden zonder veel problemen vér oprukken. Zo hadden tijdens de regering van Marcus Aurelius Germaanse piraten de Vlaamse kust bereikt en grote schade aangericht in bijvoorbeeld Arras, Thérouanne en Bavay. Uit deze en soortgelijke gebeurtenissen bleek dat de oude vorm van grensverdediging aanpassing vereiste.

Het zou te ver gaan te zeggen dat Severus de oplossing vond, maar hij onderkende dat het probleem ten dele samenhing met het feit dat als troepen in de ene sector versterking kregen, andere sectoren verzwakt raakten. Daarom wachtte II Parthica in Italië om in crisisgebieden te interveniëren. De grafstenen van de gesneuvelde soldaten zijn vrijwel overal in het Romeinse Rijk gevonden en zo kan worden vastgesteld dat het legioen van 208 tot 211 deelnam aan Severus’ campagne om het nog onafhankelijke noorden van Brittannië te onderwerpen. In feite was ook dit een defensieve maatregel: as Schotland eenmaal onderworpen en geromaniseerd, dan waren er geen drie kostbare legioenen meer nodig om de Britse provincies te verdedigen. Hoewel Severus zijn legioenen noordelijker voerde dan welke keizer ooit heeft gedaan, moest hij onderkennen dat de Hooglanden niet te veroveren waren.

Lees verder ““Naar alle kanten het Rijk vergroot” (4)”

Keltische verhalen

Cernunnos (Musée de Cluny, Parijs)

Als de Vlaamse auteur Herman Clerinx, aan de trouwe lezers van deze blog bekend als de auteur van door mij bewonderde boeken over de hunebedden en de Romeinen in de Lage Landen, in zijn nieuwe boek Het oudste geheugen op aarde. Verhalen uit de Keltische wereld de La Tène-cultuur moet typeren, dus de tweede grote fase van de Keltische beschaving, schrijft hij:

deze kunstenaars leefden gelijktijdig met de meesters van de klassieke Griekse kunst. Maar terwijl de Grieken bedreven waren in het realistisch afbeelden van mensen, hadden de Keltische kunstenaars een andere belangstelling. De dagelijkse werkelijkheid boeide hen niet; zij toonden liever hun dromen, hun angsten, hun fantasie en hun mythen. Ook dat herkennen we in de verhalen uit de Keltische wereld. Realistisch kunnen we die moeilijk noemen, fantasierijk des te meer.

Ineens dacht ik: ja, dát is het. Wonderlijke goden met hertengeweien of drie gezichten, toverketels waar allerlei goeds in zit en dat in oneindige hoeveelheden, wezens van het duister, rondzwervende demonen: het zijn droomgezichten, fantasieën en soms ook angsten. Clerinx is een goede docent die vaak precies de juiste formulering weet te vinden.

Lees verder “Keltische verhalen”

Hexham Abbey en de Romeinen

Hexham Abbey (© Wikimedia Commons | Bob Castle)

Na een eerdere afgeblazen poging onder keizer Caligula vielen in het jaar 43 na Chr. op bevel van keizer Claudius de Romeinen met vier legioenen plus hulptroepen ‘Britain’ binnen, waarvan zij het huidige Engeland en Wales bezetten en tot de provincie Britannia maakten. Om de noordgrens, de limes van de provincie, te beschermen tegen de in het huidige Schotland wonende Picten, bouwden de soldaten op bevel van Hadrianus (r.117-138) de Muur van Hadrianus.

Deze liep van het huidige Carlisle in het westen tot Newcastle upon Tyne in het oosten, een bijna horizontale oost-west lijn van 117 kilometer. Velen denken dat de Romeinen niet noordelijker zijn gekomen, maar dat is niet juist. Hadrianus’ opvolger keizer Antoninus Pius herhaalde dit kunststukje in 142 met de aanleg van de Vallum Antonini die liep vlak boven het huidige Glasgow en Edinburgh en raakte aan de Schotse Hooglanden, waarvan de grens met de Schotse Laaglanden. Deze versterking is minder bekend omdat hij minder belangrijk en korter in gebruik is geweest dan de Muur van Hadrianus.

Lees verder “Hexham Abbey en de Romeinen”