1. Het probleem
West-Europeanen hebben het idee dat hun beschaving is gebaseerd op de Grieks-Romeinse cultuur, die in de Middeleeuwen weliswaar uit het zicht zou zijn geraakt, maar in de tijd van de Italiaanse Renaissance werd herboren. De klassieke verwoording van dit idee is een prachtig boek, dat ook na anderhalve eeuw nog alleszins lezenswaard is:
Jacob Burckhardt, Die Kultur der Renaissance in Italien (1860); Nederlandse vertaling Cultuur der Renaissance in Italië (2008)
Burckhardt maakt echter twee redenatiefouten. De eerste is dat hij alleen kijkt naar de Grieks-Romeinse cultuur. De kern van mijn eigen boekje
Jona Lendering, Vergeten erfenis. Oosterse wortels van de westerse cultuur (2009)
is dat je alleen uitspraken kunt doen over het belang van de Grieks-Romeinse cultuur voor de westerse cultuur, als je de invloed vergelijkt met de Mesopotamische en Arabische culturen. Burckhardts idee is pas bewezen als je kunt meten dat er méér komt uit Griekenland dan uit het Midden-Oosten.
De andere fout is dat hij niet uitlegt wat invloed feitelijk is en hoe een culturele continuïteit wordt vastgesteld. We kunnen dit Burckhardt overigens niet aanrekenen omdat deze vraag pas herkenbaar werd na een omslag in de sociale wetenschappen in de jaren twintig van de twintigste eeuw. Een goed boek over de ontwikkeling van de wijze waarop we kijken naar menselijke samenlevingen is
Annemarie de Waal-Malefijt. Images of man: A History of Anthropological Thought (1974); Nederlandse vertaling Beelden van de mens. Een geschiedenis van de culturele antropologie (1975)
dat de laatste ontwikkelingen niet meer beschrijft, maar kan worden aangevuld met
Q.J. Munters e.a., Anthony Giddens. Een kennismaking met de structuratietheorie (1987)
dat overigens de allerlaatste ontwikkelingen niet beschrijft. Het is ook altijd wat.
2. Een voorbeeld
De discussie over de wijze waarop de oude culturen invloed uitoefenden op de West-Europese, vindt plaats in lastig toegankelijke, gedetailleerde studies over moeilijk te doorgronden wetenschappelijke teksten uit de Oudheid en Middeleeuwen. Ik pretendeer niet het overzicht te hebben. In plaats daarvan lijkt het zinvol één voorbeeld te geven van een drietal wél leesbare teksten, waarmee de groei naar de scheiding van kerk en staat wordt gedocumenteerd, alsmede enkele oud-oosterse en islamitische teksten die de belangstelling van de West-Europese lezer zouden kunnen hebben. De voornaamste Griekse en Latijnse teksten laat ik hier onbesproken.
Eerst de scheiding van kerk en staat. Elke analyse van het denken over politiek begint met
Aristoteles, Politika; een eerste Nederlandse vertaling is in voorbereiding bij de Historische Uitgeverij; een fijne Engelse vertaling is verschenen bij Penguin.
De cruciale aanvulling is het middeleeuwse commentaar van Ibn Rushd, die ook de auteur is van
De dubbele waarheid; Engelse vertaling Averroes, On the Harmony of Religion and Philosophy (2007)
waarin hij erop wijst dat religieus en filosofisch kennen verschillende methoden zijn die tot verschillende resultaten kunnen leiden. Voortbouwend op deze scheiding van theologie en filosofie ontstond de theorie van de scheiding van kerk en staat, alsmede de theorie van de scheiding van wetgevende en uitvoerende macht in het oeuvre van
Marsiglio dei Mainardini, Defensor Pacis (“De verdediger van de vrede”); verkorte Duitse vertaling Marsilius von Padua, Der Verteidiger des Friedens (Defensor Pacis) (1971 en vele herdrukken)
3. Oud-oosterse teksten
De teksten uit het oude Nabije Oosten zijn voor moderne lezers vaak totaal onbegrijpelijk, en de wetenschappelijke teksten zijn dat helemaal. Een zeer geslaagde poging om in elk geval de schoolliteratuur toegankelijk te maken voor Nederlandse lezers is:
Herman Vanstiphout, Eduba. Hoe men leerde schrijven en lezen in het Oude Babylonië (2004)
Voor een goed overzicht van de concrete invloed van de oud-oosterse wetenschappelijke traditie, leze men
J. Bottéro, C. Herrenschmidt, J.-P. Vernant: L’Orient ancien et nous. L’écriture, la raison, les dieux (1996)
Los daarvan is er één niet-wetenschappelijke tekst die voldoende belangrijk en toegankelijk is om hier genoemd te mogen worden:
Herman Vanstiphout, Het epos van Gilgameš (2002)
Deze vertaling is superieur en valt te verkiezen boven alle andere uitgaven. De invloed van deze tekst op de Griekse en middeleeuws-westerse literatuur is nagenoeg nul, maar het blijft een indrukwekkende tekst, en vermoedelijk het verhaal dat elke oude Mesopotamiër zou hebben beschouwd als de beste weergave van wat je gelezen moest hebben om hem te begrijpen.
4. Islamitische teksten
De in het Arabisch gestelde wetenschappelijke teksten zijn al even ontoegankelijk als de Griekse, Romeinse en oud-Oosterse. Wie een overzicht wil hebben van wat is bereikt, kan terecht bij een heus meesterwerk
A. Djebbar, Une histoire de la science arabe (2001)
en bij het pittige maar toegankelijke
M. Leezenberg, Islamitische filosofie. Een geschiedenis (2001)
Het blijft echter lastig materiaal, zodat ik ook hier liever wat literaire teksten noem die een middeleeuwse Arabier zou hebben genoemd als goede kennismaking met zijn identiteit. Als we de Koran buiten beschouwing laten, is dan een van de belangrijkste en invloedrijkste teksten
Ibn Ishaak, Het leven van Mohammed (2000)
Niet alleen krijgt de lezer de basisfeiten over de eerste prediking van de islam, hij maakt ook kennis met de wijze waarop de geleerden van die tijd de waarheid van hun beweringen probeerden vast te stellen, door het toevoegen van de namen van de zegslieden. De bestudering hiervan is het begin van de islam als een op kritische wetenschap gebaseerd geloofs- en rechtssysteem.
De wereld van de islam overlapt niet helemaal met de Arabische wereld; er waren grote christelijke minderheden die Arabisch spraken, terwijl veel moslims zich bedienden van het Turks of Perzisch. Om de deze nuance niet te negeren, noem ik één Perzische auteur, die niet alleen beroemd is als wiskundige maar ook als dichter:
Omar Khayyam, Rubaiyat; Nederlandse vertaling De ware zin heeft niemand nog verstaan (2009)
Dit is superieure poëzie van iemand die regelmatig de wijn roemt. Daarom werd hij in Europa eerst (ten onrechte) als hedonist gelezen, maar de standaardinterpretatie is inmiddels dat de wijn een metafoor is van het goddelijke, en dat Omar Khayyam dus een mysticus was. Vermoedelijk is dit ook niet juist; het idee dat Khayyam als hoogste roes het wetenschappelijk ontdekken prijst, lijkt correcter.
Een andere belangrijke geleerde – een islamitische jurist dit keer – die ook literair actief was, is
Ibn Hazm, De ring van de duif (2008)
De auteur behandelt een reeks aspecten van de liefde, wat op zichzelf interessant is, maar nog boeiender wordt als we bedenken dat deze tekst invloed heeft uitgeoefend op de hoofse literatuur in de westerse letteren.
5. Tot besluit
Ieder moet uit het bovenstaande maar halen wat hem of haar aanspreekt. Wie de eigenlijke kwestie, hoe groot de relatieve bijdragen van de diverse oude culturen aan de totstandkoming van de West-Europese beschaving, wil laten wat ze is en vooral wil genieten van een mooie tekst, zou kunnen beginnen met Het epos van Gilgameš, Ibn Ishaak, Omar Khayyam en Ibn Hazm. Wie zich er inhoudelijk in wil verdiepen, kan natuurlijk alleen maar beginnen met Aristoteles.
Op p. 106 noemt u de weergave van lesbevoegdheid (‘licentia docendi’) “kreupel Latijn” en twee bladzijden eerder ziet u daarin een (ietwat stuntelige?) poging tot vertaling van een term uit het Arabisch. Daarmee ga ik niet akkoord. Ook in klassiek Latijn wordt het gerundium in de genitief heel vaak gebruikt om een algemeen begrip te preciseren.
bijv. Cic., Catil. 1.1 hic munitissimus habendi senatus locus – deze buitengewoon versterkte plaats hier om senaatszitting te houden
ars bene dicendi – de kunst om goed te spreken
consilium abeundi – de raad om weg te gaan
licentia docendi – de toelating om les te geven
Overigens alle lof voor het interessante werk.
De kwestie is echter niet of het klassiek Latijn is. Waarom zou een middeleeuwse scholasticus zich bedienen van een verouderde vorm? Al zijn studieteksten waren geschreven in een veel actueler Latijn, waarin het gerundium niet meer voorkwam. Ik meen dat het bij Augustinus al in onbruik was, maar dat kan ik nu even niet controleren. Het zou nog twee, drie eeuwen duren tot Valla zijn Elegantia publiceerde en aangaf hoe het Latijn van Cicero weer gebruikt kon worden.
Wat we dus zien is dat men, om een Arabisch uitdrukking weer te geven, teruggrijpt op een Latijn dat al een millennium niet meer werd gebruikt. Het is alsof wij de Middelnederlandse negatie (“ic en sach se nie”) opnieuw zouden gebruiken om iets uit het Frans te vertalen.
Beste Jona, over wel of niet invloed van Gilgamesj op de Griekse epos heeft Martin L. West (bezorger van de Teubner-tekst van de Ilias) al in 1988 een artikel geschreven dat wonder boven wonder toegankelijk is.