De zeven regels van Johann Jakob Wettstein

De Rode Hoed: Wettsteins remonstrantse schuilkerk in Amsterdam

Hermeneutiek of hermeneuse is, met een woord van Friedrich Schleiermacher (1768-1834), de kunst om elkaar te begrijpen. En Schleiermacher kon het weten, want hij was degene die er een algemene kunde van maakte, toepasbaar op klassieke teksten, op de Bijbel, op juridische literatuur en alle andere teksten uit het verre verleden. Daarvan zijn we door een nare, brede kloof gescheiden. Teksten laten zich daarom nooit zomaar naïef lezen. Ze veronderstellen een ander wereldbeeld en komen daarom vaak vreemd op ons over.

Heen en weer

Schleiermachers hermeneutiek veronderstelt een heen-en-weer-gang tussen deel en geheel. Ik schreef er ooit dit over:

Een oudheidkundige treedt in dialoog met de teksten, om zo te komen tot begrip van de auteur. Daarbij neemt hij zijn eigen ideeën mee. Zo verwacht degene die begint te lezen in een bundel epigrammen van de Latijnse dichter Martialis, dat de gedichtjes zullen gaan over seks, al was het maar omdat geen uitgever dit op de achterflap onvermeld laat. Al heel snel krijgt de lezer echter door dat zich tussen de erotische poëzie ook allesbehalve erotische teksten bevinden, zoals het ontroerende grafschrift van Erotion. Met een beeld van Martialis’ dichtkunst als geheel, verbeterd door te kijken naar de individuele gedichten, sluit de lezer het boek. Hij heeft een van zijn eigen ideeën afgeleerd. Wanneer hij besluit Martialis opnieuw te lezen, heeft hij al een beter beeld van wat hij mag verwachten en stuit hij op nieuwe details die het al verfijnde beeld verder verfijnen. Dit proces van steeds verdere aanpassing wordt aangeduid als de “hermeneutische cyclus”.

Lees verder “De zeven regels van Johann Jakob Wettstein”

Geospatiale analyse en migratie

Een gekooide en een vrije patrijs (Folklore-museum, Amman)

In een eerder stukje heb ik verteld over lucht- en satellietfotografie, in een tweede stukje heb ik beschreven hoe LIDAR daaraan een derde dimensie toevoegde. Vandaag wil ik het combineren met de DNA-revolutie.

De naam “DNA-revolutie” is eigenlijk verkeerd. De voornaamste consequentie van het inzicht dat mensen in het verleden enorm beweeglijk zijn geweest, is dat er aanpassingen moeten komen aan de hermeneutiek, dat wil zeggen de uitleg van antieke cultuuruitingen. Waar mensen reizen, reizen hun ideeën immers mee, en die mobiliteit van ideeën dwingt oudheidkundigen tot nieuwe interpretatiewijzen. Een onderzoeker zou een Latijnse tekst van een auteur uit de stad Rome traditioneel het liefst hebben geïnterpreteerd door te kijken naar taaluitingen uit Centraal-Italië en, als het zo niet wilde, uit de West-Romeinse wereld. Het was immers niet bijster aannemelijk dat er veel verhelderende parallellen te vinden zouden zijn in bijvoorbeeld de Aramese literatuur, die vér weg was geschreven en in een andere taal. Nu ideeën zo mobiel blijken, is het criterium van geografische en talige afstand (de hermeneutische horizon) komen vervallen.

Lees verder “Geospatiale analyse en migratie”

Eigenlijk zou de DNA-revolutie “hermeneutische revolutie” moeten heten

Ik heb het regelmatig over de DNA-revolutie. Dat zou momenteel het belangrijkste thema in de oudheidkunde moeten zijn. Simpel gezegd: het bioarcheologische onderzoek toont dat mensen in het verleden opvallend mobiel waren en dat heeft vérstrekkende implicaties voor de bestudering van de oude teksten. Het zou misschien beter een “hermeneutische revolutie” kunnen heten, dan was duidelijker waar het over gaat.

De DNA-revolutie

De grote ontdekking van de laatste pakweg tien jaar, mogelijk geworden door het DNA- en isotopen-onderzoek, bewijst dat de mensheid in de Prehistorie en Oudheid mobieler was dan archeologen, classici en oudhistorici lange tijd hadden aangenomen. Oudheidkundigen kunnen uitingen van de materiële cultuur nu niet langer zomaar beschouwen als aanwijzing voor afkomst. Een voorbeeld is het rond 1370 v.Chr. overleden Deense meisje van Egtved, dat archeologen op grond van grafgiften identificeerden als lokale prinses maar na isotopenonderzoek afkomstig bleek uit Zuid-Duitsland. Een ander voorbeeld is dat op het moment waarop Caesar aankwam in het Nederlandse rivierengebied, de helft van de bewoners niet uit de regio lijkt te zijn gekomen.

Lees verder “Eigenlijk zou de DNA-revolutie “hermeneutische revolutie” moeten heten”

De Afrikaanse martelaren

Goede herder (Musée archéologique de Sousse)

Het christendom is ontstaan in Judea, de gelovigen kregen hun naam in Syrië en de nieuwe religie ontwikkelde zijn eigen ideeën in Egypte en Anatolië. Later ook op andere plekken natuurlijk, maar het kan nooit kwaad te benadrukken dat West-Europa in de geschiedenis van het vroegste christendom marginaal is. Eerst moest er een Latijnse literatuur ontstaan en de eerste bij naam bekende christelijke auteur die zich van die taal bediende was Tertullianus. Hij leefde rond 200 in Karthago. En dat gebied was allerminst marginaal voor het christendom, zij het dat het een vorm had die nooit mainstream is geworden.

De martelarencultus

Als we afgaan op wat is overgeleverd – altijd een belangrijk punt – was het martelaarschap hier heel belangrijk. Een van de alleroudste christelijke documenten van Afrikaanse bodem is het procesverslag van de martelaren van Scilli. Het gaat om een kleine groep gelovigen die op 17 juli 180 bij gouverneur Vigellius Saturninus werd voorgeleid, volhardde in wat de magistraat zal hebben beschouwd als weerzinwekkend bijgeloof en die ter dood werd gebracht. Martelaarschap is ook een centraal thema in het denken van Tertullianus, uit wiens De apologeet de beroemde (beruchte) kreet komt dat het bloed van de martelaren het zaad is van de kerk. Ik heb al eens eerder over deze ideeën geschreven en verwijs er nog eens naar.

Lees verder “De Afrikaanse martelaren”

MoM | De positieve en de negatieve heuristiek

De Griekse tempel van Jandial bij Taxila

Ergens eind jaren tachtig verdiepte ik me als student bij een werkcollege in de persoon van Apollonios van Tyana, een Pythagorese wijze van wie de oude Romeinen meenden dat hij een reis had gemaakt naar de stad Taxila in de Punjab. Ik maakte toen ook kennis met de Indische tekst die bekendstaat als de Agamasatra van Gaudapada, waarin Apollonios en zijn leerling Damis worden genoemd. Deze aanwijzing dat Apollonios’ oostelijke reis een historisch feit was, was opgedolven door een fantasierijke onderzoeker die Graham Anderson heette maar een wat nuchterder onderzoeker, Simon Swain, opperde dat het een vervalsing was en dat vormde destijds het einde van de zaak.

Als ik het hier in Tunesië – lees: zonder dat ik het desbetreffende artikel kan raadplegen – goed herinner, bestond zijn argumentatie uit twee constateringen, namelijk enerzijds dat reizen over zulke afstanden zeldzaam waren en dat het dus op voorhand onaannemelijk was dat Apollonios zo ver oostelijk was geweest, en anderzijds dat de tekst circuleerde in een Indische stroming die wel meer vervalsingen op zijn naam had staan. Welbeschouwd is dat laatste niet meer dan een insinuatie. Zoiets kan alleen overtuigend klinken als de lezers al een beeld hebben van hoe de vork in de steel zit: mensen reisden destijds niet zo ver, oude Indiërs schreven geen teksten over Grieks-Romeinse filosofen, en zo voort en zo verder.

Lees verder “MoM | De positieve en de negatieve heuristiek”

Bisschoppen in ballingschap (1)

Vergilius (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)

Als het goed gaat is het oudheidkundige deelgebied dat het sterkst zal veranderen door de DNA-revolutie de bestudering van de Griekse en Latijnse literatuur. De conclusie daarvan lijkt te zijn dat de mensheid in de voorindustriële tijd mobieler was dan aangenomen, veel mobieler. En waar mensen mobiel zijn, reizen hun ideeën mee. Dat verandert het werk van een classicus. Als hij bezig is met een Latijnse tekst uit Midden-Italië, zal hij voor het begrip van die tekst niet slechts kijken naar Latijnse en Griekse teksten, zoals nu gebeurt, maar meer dan nu het geval is ook naar teksten in andere talen (waarvan het Aramees de grootste is).

Heel nieuw is dit niet. Zeker bij de bestudering van vroegchristelijke teksten is er ook nu al een wijdere wereld van niet-Griekse en niet-Latijnse teksten. De Bijbel is immers geschreven in het Hebreeuws. En het christendom kende vanaf het begin teksten in bijvoorbeeld het Koptisch en Ethiopisch. Je kunt het voor-Constantijnse christendom niet bestuderen zonder een blik in bijvoorbeeld het Ethiopische Boek van Henoch; wie alleen Grieks en Latijn bekijkt, zal kijken naar teksten die een latere, orthodoxe selectie hebben doorstaan en doet de oorspronkelijke veelkleurigheid tekort. De implicatie van de DNA-revolutie is dat deze brede aanpak, die bij de vroegchristelijke literatuur dus al bestaat, veel vaker zal worden toegepast. De netten zullen breder geworpen gaan worden. Anders gezegd: de hermeneutische horizon of interpretatiehorizon wordt wijder. Of valt weg. Als ik talent had voor taal en als ik opnieuw kon beginnen, zou ik richting klassieke talen gaan, want dat is de komende tien jaar the place to be.

Lees verder “Bisschoppen in ballingschap (1)”

Nieuws zonder filter (6)

In drie stukjes (een, twee, drie) heb ik uitgelegd dat de wetenschap niet altijd even betrouwbare informatie aanlevert en dat journalisten, door hun focus op nieuws en door hun duiding met gemakzuchtige frames, ervoor zorgen dat u een stortvloed aan informatie over u heen krijgt, die u het zicht belemmert op wat er nou écht aan nieuws is. Voor zover ik kan overzien is er in de Week van de Klassieken niet één medium geweest dat uit het aanbod wist te distilleren hoe de DNA-revolutie de hermenutische horizon verwijdt en hoe de klassieken zullen gaan veranderen.

Dat komt niet alleen door journalisten, overigens. Ik heb de indruk dat classici het zelf ook nog niet helemaal door hebben. Ze zijn in de jaren tachtig, toen de studieduur werd bekort, een fuik in gezwommen: waar oudheidkundigen ooit ongeveer wisten wat collega-disciplines deden, weten ze dat nu nauwelijks meer (en oproepen tot interdisciplinariteit blijven al een halve eeuw beperkt tot geroep in de woestijn), zodat inzichten van de ene discipline de andere onvoldoende bereiken. Een andere ontwikkeling is de groeiende nadruk op onderzoek en onderwijs. Als ik een euro had gekregen van elke oudheidkundige die ooit heeft gezegd dat zijn of haar werk bestaat uit onderzoek en onderwijs, en negeerde dat de wet ook overdracht noemt als academische kerntaak, zou ik een lang weekend naar Brussel kunnen. Ik ben bang dat de universiteiten inmiddels te ver de fuik zijn ingezwommen en zichzelf niet langer kunnen hervormen. Het zal van buiten moeten komen – en verrek, er zijn hoopvolle ontwikkelingen.

Lees verder “Nieuws zonder filter (6)”

Nieuws zonder filter (5)

Grote mannen, sensationele verhalen (maar dit was dus onzin)

In mijn eerste stukje over mijn lezing bij “Oog op de Oudheid” vertelde ik dat wetenschap sowieso een subjectief element heeft en in het tweede gaf ik aan dat onderzoekers deze vrijheid nogal eens gebruiken om hun onderzoeksresultaten mooier voor te stellen dan ze eigenlijk zijn. Daar voegde ik nog aan toe dat de verworven data soms vals zijn.

Het wetenschappelijke aanbod, dat weliswaar het minst slechte is waarover de mensheid beschikt maar dat bepaald beter zou kunnen, komt vervolgens bij de media en journalisten willen weliswaar enerzijds inzicht geven in het wetenschappelijk proces, maar moeten uiteindelijk wel nieuws hebben. Er gaat daardoor veel aandacht naar doorbraken en ontdekkingen, waardoor de kern van de geesteswetenschappen, het doorgronden van het eigen denken, onderbelicht blijft. Classici houden doorgaans vast aan die kern en zijn daardoor voor de media oninteressant; archeologen hebben hun geesteswetenschappelijke essentie opgegeven en presenteren alles maar als ontdekking, ook als het dat feitelijk niet is.

Saaie frames

Nieuws vergt echter duiding. En dat kan niet iets zijn als “de DNA-revolutie leidt tot nieuwe heuristieken, namelijk een wijdere filologische hermeneutische horizon”. Dat is weliswaar de crux, maar de gemiddelde lezer haakt af. Journalisten vallen daarom terug op vertrouwde frames. Die komen vrijwel allemaal uit de negentiende eeuw.

Lees verder “Nieuws zonder filter (5)”

MoM | Mooie migranten: verhalen

Brandaan en de vis-die-op-een-eiland-lijkt

Het thema van de Week van de Klassieken is migratie en dat betekent dat we het ook eens moeten hebben over oraliteit ofwel mondelinge literatuur. Of beter: mondeling doorgegeven informatie. Ik heb het er weleens eerder over gehad: het verhaal dat Ovidius vertelt over Philemon en Baucis correspondeert prachtig met een van de bijbelse verhalen over Abraham en Sara. In allebei de tradities onthalen twee oude mensen enkele incognito op aarde rondreizende hemelingen en wordt een stad verwoest. Ovidius kan het verhaal niet hebben gelezen in de Bijbel, maar wat verklaart de overeenkomst dan?

En om het nog complexer te maken: er zijn tientallen, honderden volksvertellingen die frappante overeenkomsten hebben. De vis die zó groot is dat zeelieden denken dat het een eiland is en die onderduikt als Sinbad de Zeeman er een fikkie stookt, komt weer boven water in de legende van Sint-Brandaan. Zie plaatje hierboven. Het mandje waarin Mozes de Nijl afdreef, vervoerde Sargon van Akkad door het Tweestromenland, nam Romulus en Remus mee naar Rome en spoelde uiteindelijk aan bij de Kinderdijk. Het verhaal over de dood van de grote god Pan wordt eveneens verteld over de Kabouterberg bij Hoogeloon, waar koning Kyrie dood is. De lijst is eindeloos.

Lees verder “MoM | Mooie migranten: verhalen”

Van heinde en verre

Mozaïek van een karavaan uit Bosra in Syrië (in het plaatselijke museum, hopelijk nog steeds). In de Romeinse tijd kwamen dromedarissen ook voor in de Lage Landen. (in het plaatselijke musea, hopelijk nog steeds)

Van heinde en verre: de Week van de Klassieken is gewijd aan migratie. Dat onderwerp kwam ook aan bod bij de Nationale Archeologiedagen, terwijl vorig jaar mobiliteit het thema was van de Romeinenweek. Dat is natuurlijk geen toeval.  Het is een van de meest opvallende trekken van de menselijke soort dat ze beweeglijk is. Tienduizenden jaren geleden heeft de soort zijn oorspronkelijke habitat in Afrika verlaten en sindsdien is hij via het Arabische Schiereiland uitgewaaierd naar de rest van de wereld, naar de maan en binnenkort naar Mars. Als we ooit besluiten dat we als homo niet zo sapiens zijn, dan kunnen we altijd nog besluiten dat we homo migrans zijn.

In de Oudheid was het niet anders en dan bedoel ik niet – of niet alleen – dat grote groepen vanuit Griekenland en Italië uitzwermden om zich te vestigen in nieuwe steden en in Romeinse volksplantingen rond de Middellandse Zee. Ook hier in de Lage Landen waren de bewoners mobiel. U weet wel, de Bataven kwamen de Rijn afzakken. De dichter Claudianus vermeldt Belgische boeren die hun kuddes lieten verweiden in het Overrijnse. Ik heb weleens geblogd over aardewerk dat bij Kontich, ten zuiden van Antwerpen, is opgegraven en dat bleek te zijn gemaakt van klei uit Drente. Eén van de beroemdste verhalen over de Friezen, dat van Verritus en Malorix, begint met een volksverhuizinkje. Dat alles was allemaal allang bekend, maar mobiliteit is de laatste tijd nogal in de mode. En dat komt uiteraard door de DNA-revolutie.

Lees verder “Van heinde en verre”