Een Fenicisch scheppingsverhaal

Mot, de antiheld uit het Fenicische scheppingsverhaal (relief uit Ugarit; Archeologisch museum van Aleppo).

U heeft nog ongeveer een week om naar de Byblos-tentoonstelling in het Rijksmuseum van Oudheden te gaan. Misschien is het leuk nog één keer over Byblos te bloggen en daarvoor neem ik nog een citaat uit de Fenicische Geschiedenis van Filon van Byblos. De expositie legt de nadruk vooral op de Bronstijd, wat een perfect te verantwoorden keuze is, maar bij elke keuze vallen dingen overboord. Zoals de aanwijzingen die we hebben voor de godenverhalen die circuleerden.

Aanwijzingen. Méér is het niet. Over Filon heb ik al verteld dat hij een Griekstalige Romein was die schreef over het oude Fenicië. Zijn geschiedwerk bevatte euhemeristische delen, dat wil zeggen dat Filon – op gezag van een eerdere auteur Sanchouniathon? – de goden presenteerde als verdienstelijke stervelingen. Dit is een hellenistische interpretatie van de aloude mythen, maar dat laat onverlet dat die mythen dus wel ouder zijn en kunnen teruggaan op de IJzer- of Bronstijd.

Lees verder “Een Fenicisch scheppingsverhaal”

Ummahnu

Een van de aan Ummahnu gewijde Amarna-brieven (collectie Neues Museum, Berlijn, maar nu in Leiden)

Een nieuwe koning, een nieuwe oppergod, een nieuwe hoofdstad: toen farao Echnaton de verering van de zonnegod Aton voorschreef aan zijn onderdanen, koos hij ook een nieuwe residentie: Achetaten, “Atons horizon”. Duitse archeologen onderzochten de plaats, tegenwoordig Amarna, al in de jaren 1840. In 1887 ontdekten ze er 382 brieven die ooit deel hadden uitgemaakt van het Egyptische staatsarchief.

Geschreven in het Babylonisch, de taal van de Bronstijd-diplomatie, documenteren de Amarna-brieven de internationale betrekkingen tussen ongeveer 1360 en 1330 v.Chr. (of iets later). We zien dat er vier grootmachten waren: Egypte, de Hethieten, Babylonië en Mittanni (in Oost-Syrië). Hun koningen spraken elkaar aan als broeders. In een wereld zonder algemeen erkend internationaal recht was deze vorm – te doen alsof mensen familie waren – een manier om vreedzame betrekkingen te conceptualiseren. Deze familiebanden, hoe kunstmatig ook, werden zorgvuldig bewaakt. Toen zich een nieuwe speler aandiende die beweerde een grootmacht te vertegenwoordigen, koning Aššur-uballit van Assyrië, kreeg hij te horen dat hij niet moest denken een broer te zijn.

Lees verder “Ummahnu”

Wanneer regeerde Ramses II?

Ramses II (Museo Barracco, Rome)

De vraag is simpel: wanneer regeerde de Egyptische koning Ramses II? De Wikipedia meldt 1279-1213 v.Chr., maar oudere publicaties laten de troonsbestijging plaatsvinden in 1290 of zelfs 1304. Hoe zit dit? En ook: kennen we inmiddels wél de correcte jaartallen?

De hoofdlijn

De chronologie van het Egyptische Nieuwe Rijk is op zichzelf redelijk duidelijk. We weten in welke volgorde de diverse farao’s regeerden en we weten ruwweg hoeveel regeringsjaren elke vorst had. Dat levert een eeuw of zes, zeven op waarin we weten wat eerder en later gebeurde. We hebben dus relatieve dateringen. Wat we echter willen hebben zijn absolute dateringen, dus dateringen aan de hand van een concreet jaartal voor Christus. Grosso modo zijn die ook wel te leveren, want we weten van enkele voorgangers van Ramses II dat ze brieven uitwisselden met koningen uit Babylonië, die we vrij accuraat kunnen dateren. Ik beschreef dat hier. Door deze synchronismen kunnen we die zes, zeven Egyptische eeuwen ruwweg plaatsen en dan is de troonsbestijging van Ramses II ergens tussen 1310 en 1260 v.Chr. Dat is in overeenstemming met koolstofdateringen. Kortom: eigenlijk al heel wat.

Lees verder “Wanneer regeerde Ramses II?”

Sinterklaas met boeken (bis)

(Boekhandel De Kler, Leiden)

[Zoals beloofd nog een tweede stukje over boeken om met Sint-Nikolaas cadeau te doen (en liefst ook te lezen). Met dank aan Roel Salemink van de Athenaeum-boekhandel in Amsterdam.]

Vertalingen

Afgelopen tijd was rijk aan nieuwe vertalingen. De gelauwerde vertaler Piet Schrijvers waagde zich aan een eigentijdse vertaling van het werk van Ovidius en kwam met twee gebonden uitgaven: De Gedaantewisselingen (Metamorfosen) en de Kalendergedichten (Fasti). Het mooie is dat bij beide boeken ook de Latijnse tekst is opgenomen. Ook van Harrie Geelen, classicus, illustrator (en man van vertaalster Imme Dros), verscheen op hetzelfde moment een vertaling van Ovidius, Metamorphoses. Voor een vergelijkend warenonderzoek van de verschillende vertalingen van de Metamorfosen verwijs ik u graag naar de website van Athenaeum, waar we een paar zinnen naast elkaar hebben gezet.

Naast Ovidius zijn er ook twee vuistdikke vertalingen verschenen van De Civitate Dei (de Stad van God) van Augustinus door Chris Dijkhuis, die na 40 jaar een eigentijdse vertaling maakte van dit belangrijke werk dat Augustinus schreef na de plundering van Rome door de Visigoten in het jaar 410. En daarnaast de Legenda Aurea (de Gulden Legende) van de dertiende-eeuwse Jacobus de Voragine, dominicaan, schrijver, bestuurder en aartsbisschop van Genua. Het is een boek vol heiligenlevens, dat beschouwd kan worden als inspiratiebron voor veel westerse kunst en literatuur. De vertaling is van Ton Hilhorst en Carolien Boink.

  Lees verder “Sinterklaas met boeken (bis)”

Driemaal werelderfgoed: Centraal Turkije

Turkije voor het Turkije was: Alacahöyük

Wat valt er in Turkije zoal te zien? Ik behandelde eergisteren hier en daar de westkust. Vandaag nemen we het centrum onderhanden. Ik kan dat echter niet doen in de vorm van een rondreis. De beschavingen van Centraal-Anatolië zijn waanzinnig interessant maar ik denk dat ze onvoldoende bekend zijn. Liever dus een chronologisch overzicht. Een logische volgorde voor de auto is overigens Ankara, Alaçahöyük, Bogazköy, Yazilikaya, Kültepe, Kayseri, Kappadocië, Arslantepe, Çatalhöyük en Gordium.

De eerste steden

Eerst Çatalhöyük. Ik ben hier niet geweest maar hier is de officiële website van deze belangrijke opgraving uit het Neolithicum. Het gaat om een nederzetting van ongeveer dertien hectare uit het zevende millennium v.Chr., waar archeologen voor het eerst vaststelden dat er al in de laatste fase van de Steentijd grote nederzettingen waren. Denk aan een omvang van tweemaal het toenmalige Byblos, met dit verschil dat de huizen daar verspreid stonden op de heuvel en er dus niet zoveel mensen waren, terwijl Çatalhöyük compacter is. De deur was nog niet uitgevonden, dus je betrad een huis via een gat in het dak. Van de prachtige beeldjes die archeologen lang zelfverzekerd hebben geïnterpreteerd als moedergodinnen, durft men nu niet meer te zeggen dan dat ze misschien een rituele betekenis hebben gehad.

Lees verder “Driemaal werelderfgoed: Centraal Turkije”

Archeologie in het Ottomaanse Rijk (2)

Osman Hamdi (Archeologische Musea, Istanbul)

De vijftien essays uit Scramble for the Past belichten een verhaal dat onder oudheidkundigen zeker niet onbekend is. Een archeoloog, die tijdens zijn studie Triggers History of Archaeological Thought heeft gelezen, of een assyrioloog, die Larsens Conquest of Assyria las, kent althans sommige hoofdlijnen en redacteuren Zainab Bahrani, Zeynep Çelik en Edhem Eldem vatten die, enigszins ten overvloede, nog eens samen in hun inleiding.

Europese avonturiers

De Description de l’Égypte. Rechtsbovenaan verjaagt de zonnegod Bonaparte de inheemse barbarij.

Europa heeft altijd belangstelling gehad voor het Nabije Oosten, waarvan men wist dat er eeuwenoude beschavingen hadden bestaan. Er is een doorlopende traditie van verre reizen, die al vaker is beschreven (bijv. door Wolff in How Many Miles to Babylon?). Aan het begin van de negentiende eeuw werd deze belangstelling echter meer wetenschappelijk, waarbij een belangrijke rol was weggelegd voor de Description de l’Égypte, het tussen 1809 en 1822 verschenen rapport van de onderzoekers die (tot ongenoegen van de jonge generaal Bonaparte) in 1798 meegingen met het Franse expeditieleger naar Egypte. Toen Jacques-Joseph Champollion de hiëroglyfen ontcijferde, was duidelijk dat onze kennis van de oudste beschavingen daadwerkelijk vergroot kon worden, en dit bevorderde nog meer onderzoek.

Lees verder “Archeologie in het Ottomaanse Rijk (2)”

Armenië in Assen

Bronzen beeldje van een edelhert, 1200-1000 v.Chr., gevonden in Tolors. (© Historisch Museum van Armenië, Yerevan)

Er zijn, althans op deze blog, eigenlijk twee Armeniës. Het een is een klein staatje ten zuiden van de Kaukasus, ingeklemd tussen Turkije en Azerbaijan, waarmee het op voet van oorlog staat. Gelukkig voor de Armeniërs loopt de weg van Iran naar Rusland door hun land, zodat er zowel in het zuidoosten als in het noorden landen zijn die baat hebben bij stabiliteit. Het andere Armenië is een antieke natie die zich uitstrekte over grote delen van wat nu oostelijk Turkije is en ook een deel van Noordwest-Iran. Dat antieke Armenië werd in de vierde eeuw na Chr. christelijk en die religie is wat het toenmalige en het hedendaagse Armenië verbindt.

In de ban van de Ararat

Aan dat antieke Armenië wijdt het Drents Museum nu een tentoonstelling, In de ban van de Ararat. Allerlei prachtige stukken uit het Historisch Museum van Armenië in Yerevan zijn nu in Assen.

Het knappe is dat u een goed beeld krijgt van de antieke materiële cultuur, hoewel de bruiklenen alleen komen uit het moderne Armenië. Het is alsof je aan de hand van de collectie van het provinciaal museum van Noord-Brabant een overzicht maakt van de geschiedenis van alle Nederlandse gewesten in de zestiende eeuw. Bewonderenswaardig is trouwens ook dat de expositie er überhaupt is gekomen. De corona heeft Armenië namelijk zeer hard getroffen en er was ook nog een oorlog met Azerbaijan die slecht afliep voor de Armeniërs.

Lees verder “Armenië in Assen”

De Zeevolken: meer problemen

Ramses III maakt korte metten met wat Zeevolken, herkenbaar aan hun hoofddeksels.

In de vorige vier stukken (één, twee, drie, vier) over de Zeevolken heb ik uitgelegd dat het bewijsmateriaal een consistent verhaal mogelijk maakt: een klimaatcrisis rond 1200 v.Chr. bracht een migratiegolf op gang van het Egeïsche-Zee-gebied richting Egypte en de Levant. Ik was begonnen uit te leggen dat het bewijsmateriaal echter zo eenduidig niet is. Het is lastig te dateren.

Het aardewerkprobleem

Een andere manier om migratie vast te stellen is kijken naar de verspreiding van deze of gene archeologische cultuur. Als we de voorwerpen die vóór 1200 v.Chr. gangbaar waren op Sardinië na een tijdje ook aantreffen in het Midden-Oosten, en als het daarbij niet alleen gaat om handelsaardewerk maar ook om keukenaardewerk, dan hebben we een aanwijzing voor migratie. Maar aardewerk is in deze periode niet alleen moeilijk te dateren, het is ook lastig te kwalificeren.

Lees verder “De Zeevolken: meer problemen”

De Zeevolken: de problemen

Het door Zeevolken verwoeste paleis van Ugarit

In de stukken die ik tot nu toe wijdde aan de Zeevolken vatte ik samen hoe De Blois en Van der Spek in Een kennismaking met de oude wereld uitleggen wat er aan de hand was. Ze doen dat met alle voorzichtigheid die het onderwerp vereist, want veel is onduidelijk. Wat echter inmiddels wél zeker is, is dat er een klimaatverandering is geweest die het maatschappelijke aanpassingsvermogen te boven ging. Ik keek naar het bewijsmateriaal en wees erop dat dit viel te presenteren als een consistent verhaal: zo rond 1200 v.Chr. was er een klimaatomslag; volken uit het Griekse gebied raakten op drift; er was een noordwest-zuidoost-beweging van Zeevolken; steden werden geplunderd; het Hethitische Rijk ging ten onder; de vraag naar tin nam af; de interregionale handelsnetwerken stortten in; men schakelde over op ijzer. We zouden de migratie van de Frygiërs vanaf het zuidelijke Balkanschiereiland naar Anatolië nog kunnen toevoegen.

Complicaties

Het is mogelijk het bewijsmateriaal zo te presenteren, maar er zijn complicaties. De voorgaande alinea past mooi in een negentiende-eeuws frame dat beschavingen à la het West-Romeinse Rijk ten onder gingen door migraties. Dat was destijds een populaire analyse – om niet te zeggen: een koloniaal angstbeeld – maar het is voor de transitie van Oudheid naar Middeleeuwen achterhaald. Op drift geraakte stammen assimileerden en de veranderingen in het Mediterrane wereldrijk hadden vooral te maken met het feit dat het al van binnenuit verzwakt was. Iets dergelijks kan natuurlijk ook spelen bij de Zeevolken: die werden gevaarlijk doordat de oosterse grootmachten al verzwakt waren, waarbij de klimaatomslag die de Zeevolken het ruime sop deed kiezen, slechts één factor was. Moeten we niet zoeken naar andere factoren?

Lees verder “De Zeevolken: de problemen”

De Zeevolken: het bewijsmateriaal

Ramses III in actie tegen de Zeevolken (Medinet Habu)

In het eerste stukje over de Zeevolken – dat ook “het einde van de Bronstijd” had kunnen heten, vatte ik het handboek samen van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld. Ik legde uit waarom de auteurs terughoudend zijn: ons beeld is onvoldoende scherp en er zijn allerlei complicaties. Die zijn in twee groepen in te delen: enerzijds de oorzaak van de crisis en anderzijds de vraag of de beschikbare data niet wat al te makkelijk zijn geplaatst in een negentiende-eeuws sjabloon over de ondergang van de beschaving. Veel gegevens waren destijds ambigu en lieten zich passen in elk narratief; een deel van de gegevens is nog altijd voor meerderlei uitleg vatbaar.

Wat betreft de oorzaak: we hebben inmiddels zoveel gegevens dat wél duidelijk is dat rond 1200 v.Chr. in het oostelijk bekken van de Middellandse Zee een periode aanbrak van droogte. Ik blogde er al over. Dat leidde tot een crisis en het wegvallen van de vraag naar tin, zodat de handelsnetwerken ook verdwenen, waarna men overschakelde van brons naar het overal vindbare ijzer. Alvorens te bezien of een consistent verhaal mogelijk is, moeten we het bewijsmateriaal eens bekijken.

Lees verder “De Zeevolken: het bewijsmateriaal”