Kobarid

Theo Toebosch, de auteur van het vorige maand verschenen boek Kobarid. Het dorp met te veel geschiedenis, woont bij me om de hoek. Af en toe halen we op de markt koffie en bespreken we het reilen en zeilen van oudheidkundig Nederland. Een paar jaar geleden, in de tijd waarin Toebosch werkte aan zijn boek over de eerste soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog waren gesneuveld, De eerstgevallenen, vertelde hij me dat hij in Slovenië was geweest in een dorp met een voetbalteam dat in twee jaar in drie verschillende nationale competities had gespeeld. Zijn liefde voor Kobarid was geboren. De afgelopen negen jaar moeten Toebosch en zijn vrouw zeker 45.000 kilometer hebben afgelegd, op en neer reizend naar het Sloveense dorp. (Eén van de vruchten heeft u al eens kunnen plukken.)

Ik was, om eerlijk te zijn, altijd wat verbaasd over Toebosch’ fascinatie. Nu ik Kobarid. Het dorp met te veel geschiedenis heb gelezen, begrijp ik die echter helemaal. Over dat voetbalelftal vernemen we weinig, maar de rest van het verhaal is heel erg boeiend. Dat ik de materie zo onderschatte, verraadt ongetwijfeld mijn West-Europese, stedelijke vooringenomenheid tegenover het voormalige Oostblok en het leven in een dorp. Toebosch stelde me dus in het ongelijk.

Lees verder “Kobarid”

Fietsen naar Thessaloniki: Thessaloniki

bty
Thessaloniki is de fijnste stad van Griekenland

Mijn verblijf in Griekenland zat erop. Het was oorspronkelijk mijn plan geweest vanuit Thessalië naar Thessaloniki te rijden en daarvandaan door Joegoslavië, Oostenrijk en Duitsland terug te keren naar Nederland. Er was echter oorlog uitgebroken in het eerstgenoemde land en dus wilde ik nu door Bulgarije, Roemenië en Hongarije naar Wenen rijden, waarheen ik de volgende stapel landkaarten had vooruitgestuurd. Onderweg hoopte ik onder andere Sofia, de resten van de Donau-brug van Trajanus, Aquincum en Carnuntum te bezoeken. Zoals ik me herinner had ik alle visa in mijn paspoort staan, maar er staat me niets bij van bezoekjes aan Haagse consulaten, dus misschien herinner ik me dat wel verkeerd.

Naar Thessaloniki

Wat ik wel herinner is de fietstocht noordwaarts vanuit Almyros: naar Larisa, de immer stoffige hoofdstad van Thessalië, en daarvandaan verder door het prachtige Tempe-ravijn. Hier breekt de rivier de Peneios door de bergketen van Olympos, Ossa en Pelion: een mythologisch landschap, want volgens een beroemd verhaal stapelden ooit de opstandige reuzen de twee laatste bergen op elkaar om daaroverheen de Olympos te bestormen. Ik ben verschillende keren door de kloof gekomen en vind het een van de mooiste landschappen in Griekenland.

Lees verder “Fietsen naar Thessaloniki: Thessaloniki”

Belgrado

Koning Mihajlo Obrenovic in Belgrado

Ik ben momenteel in Belgrado. Achter mijn hotel ligt een straat die is genoemd naar Gavrilo Princip, de man die in 1914 de Oostenrijkse kroonprins neerschoot en daarmee bereikte dat Oostenrijk intervenieerde op de Balkan, waar het al sinds 1912 onrustig was. Dat conflict bleef nu niet langer gelokaliseerd en zo begon de Eerste Wereldoorlog. Ik zag vandaag een monument “Voor de gevallenen van de Grote Oorlog. 1912-1918”: voor de Serviërs begon de wereldbrand niet in 1914. De Turken zouden zelfs nog een jaar eerder kunnen beginnen.

Ik ben in het legermuseum geweest. De drie vitrines Romeinse archeologie waren de moeite niet waard, maar de zaal over de slag op het Merelveld was dat wel. (Ik weet wel dat iedereen het tegenwoordig heeft over “de slag bij Kosovo”, maar ik vind “Merelveld” zo mooi klinken.) In hetzelfde gebouw bekeek ik de uitputtende documentatie van de Servische opstand tegen de Turken. Er was aandacht voor de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, voor maarschalk Tito, en ook voor het uiteenvallen van Joegoslavië. In de laatste zaal hingen onder meer het uniform van een krijgsgevangen genomen Amerikaanse soldaat (“Carpenter”) en geweren van wat werd omschreven als “Albanese terroristen”.

Lees verder “Belgrado”

Gedwongen ondankbaarheid

Het moet eind jaren tachtig zijn geweest. Ik had een paar weken in Griekenland op een opgraving gewerkt en met vier andere archeologen reed ik terug naar Nederland. Dwars door Joegoslavië, een land dat destijds al in het nieuws kwam met verhalen die het ergste deden vermoeden. Aan de grens wisselden we onze drachmes in tegen dinars, en we reden verder met een hilarisch grote stapel papiergeld.

Daarmee betaalden we de koffie, de lunch, de thee en de tol. Al snel hadden we geen besef meer van de waarde van de biljetten. ’s Avonds na het avondeten rekenden we alles nog eens uit en bleken we nog voldoende te hebben voor de volgende dag en de overnachting in een hotel. Het stadje heette Ruma en ik zie nog het verkeersbord waarop iemand een politieke leuze had geschreven waarin ik het woord “Slobo” herkende.

Lees verder “Gedwongen ondankbaarheid”