Faits divers (1)

In beslag genomen Keltiberische helmen (© Policía nacional)

Dit keer: een gearresteerde museumdirecteur en een prijs voor wetenschapscommunicatie.

Zo af en toe lees ik iets waarvan ik denk: “dat verdient aandacht maar er zit net geen blogje in”. Ik denk er nu over dit soort zaken te ordenen in een onregelmatig verschijnende verzamelrubriek: faits divers. Dus vandaag, bij wijze van experiment, deel één.

Gearresteerde museumdirecteur

Nee, ik heb het niet over Hartwig Fischer, de directeur van het Londense British Museum. Die is niet gearresteerd. Hij is zelf opgestapt omdat hij signalen had genegeerd dat voorwerpen uit zijn collectie werden gestolen. Zijn inschattingsfout is eerder menselijk falen dan een misdrijf. Omdat het museum gewoon functioneren kan, is het eigenlijk een interne kwestie. Het had niet mogen gebeuren, zeker, maar groter dan dat is het niet.

Lees verder “Faits divers (1)”

Melqart in meervoud

Viermaal Melqart (Cádiz Museum)

Wie mijn blog een beetje volgt, heeft inmiddels mijn fascinatie met Cádiz herkend: het eiland aan de rand van de wereld, waar de Feniciërs een tempel bouwden voor Melqart. Dat is meer een titel dan een godheid, want het betekent niets meer dan “stadskoning”.

Zoals in het moederland gebruikelijk, stonden er twee zuilen voor die tempel, de “zuilen van Melqart” dus. Hier eindigde de Mediterrane wereld, hier begon iets anders. De Grieken, die Melqart gelijkstelden aan hun Herakles, verplaatsten de naam naar de Straat van Gibraltar: de twee bergtoppen aan weerszijden zouden door Herakles óf van elkaar zijn gescheiden om er water binnen te laten, óf naar elkaar toe zijn getrokken om zeemonsters weg te houden uit de Mediterrane wateren. Het hielp niet, maar in elk geval: de Zuilen van Herakles markeerden opnieuw een eindpunt.

Lees verder “Melqart in meervoud”

Fenicisch Cádiz

Fenicische sieraden uit Cádiz (Cädiz Museum)

Ik blogde al over mijn bezoek aan de Spaanse havenstad Cádiz en vertelde dat daar Fenicische huizen waren opgegraven. Die lagen onder een Romeinse vissaus-werkplaats die op zijn beurt weer ligt onder een modern marionettentheater. (Daarom noemt het even verderop gelegen Cádiz Museum de vindplaats Teatro Comico.) De vissen en de marionetten laat ik wat ze zijn, het gaat me om die Fenicische huizen.

Niet zomaar een stad

Cádiz is namelijk niet zomaar een stad en die huizen zijn niet zomaar huizen. Simpel gezegd: Cádiz (ofwel Gadeira ofwel Gadir, “kasteel”) was het meest westelijke punt waar de Feniciërs kwamen. Hier knoopte hun eigen handelsnetwerk aan op het Atlantische netwerk. Dat strekte zich naar het zuiden uit tot de goudaders van de Bambouk en naar het noorden naar de tinmijnen van Armorica en misschien Cornwall. Een derde handelsnetwerk was het Andalusische, dat men ook wel aanduidt als Tartessos: een naam voor de Zuid-Iberische Brons- en IJzertijdcultuur. Cádiz was niet zomaar een stad maar een knooppunt.

Lees verder “Fenicisch Cádiz”

Een dienstreis naar Cádiz

Punische terracotta (Museum van Cádiz)

Er was eens een man in Karthago die, naar eigen zeggen, stapelgek was. Insanus. Deze Heliodorus liet zijn geestelijke situatie merken door in zijn testament te bepalen dat zijn sarcofaag geplaatst moest worden in Cádiz, opdat hij zou zien wie helemaal naar de rand van de aarde zouden reizen om zijn graf te zien. Die mensen zouden nog gekker zijn dan hij.

Die gek, dat ben ik. Eind jaren tachtig hoorde ik over dit grafschrift en dus moest ik het zien. Toen ik destijds door Andalusië reisde, nam ik vanuit Sevilla de trein naar Cádiz. Helaas stapte ik verderop over op de verkeerde trein, zodat ik het grafschrift destijds niet heb gezien. Zo’n drieëndertig jaar later, afgelopen zaterdag, had ik de herkansing. Mijn vriendin had in Nederland al een treinkaartje besteld van Córdoba naar Cádiz, want voor mij zijn online financiële transacties te ingewikkeld en de hogesnelheidslijn veronderstelt reservering.

Lees verder “Een dienstreis naar Cádiz”

Een dienstreis naar Munda

De heuvelrug bij Munda

Vandaag was de grote dag: ik ging op weg naar Munda, de plaats waar Julius Caesar op 16 maart 45 v.Chr. zijn gevaarlijkste tegenstander versloeg: Gnaeus Pompeius Junior. Als u mijn Caesar-reeks volgt, bent u bent hem al tegengekomen als vlootcommandant. Caesar had in de slag bij Farsalos weliswaar Pompeius Senior verslagen, maar was vervolgens in Egypte vast komen zitten, waarop zijn republikeinse tegenstanders het verzet hadden gereorganiseerd in Tunesië en Spanje.

Het Spaanse leger was groter dan wat Caesar in het veld kon brengen en de Pompejanen hadden redenen om bloedfanatiek te zijn. Ook had Pompeius het slagveld zorgvuldig gekozen en feitelijk een val voor Caesar opgezet. De dictator zou zegevieren, maar verklaarde achteraf niet alleen te hebben gevochten voor de overwinning, maar ook om te overleven. Latere bronnen schrijven hem zelfs zelfmoordplannen toe. Munda was een enorm belangrijk gevecht.

Lees verder “Een dienstreis naar Munda”

Een dag in Córdoba

Een Turdetanische dame (Archeologisch Museum van Córdoba)

Ik ben dus in Córdoba, een van de voornaamste steden in Romeins Andalusië. En Andalusië was weer een van de voornaamste provincies van het imperium. De regio stond vol olijfbomen, langs de Guadalquivir waren pottenbakkersovens, de groengele olie ging per schip richting Rome, waar de amforen belandden op een enorme schervenberg. De olie diende als brandstof voor lampjes, als zeep en als smaakmaker in het eten van de mensen. Andalusië moet 52.000.000 liter per jaar hebben geëxporteerd. De geleerde die het allemaal heeft onderzocht, was de op deze blog al eens genoemde Heinrich Dressel.

Antieke stad

Córdoba was ouder. De naam bevat het element qrt, “stad”, wat duidt op Karthaagse aanwezigheid, maar die is archeologisch niet geïdentificeerd. Ik hoorde vandaag een andere etymologie, namelijk dat de naam is afgeleid van Fenicische koteba, “olijfpers”. Ook heb ik gelezen dat achter het woord Cordoba de naam van de stam der Turdetaniërs schuilgaat. (Ik schreef al eens over deze Iberische stam.) Ten westen van de huidige stad is inderdaad een heuvelfort gevonden van de Turdetaniërs, die ook wel worden aangeduid als de Tartessiërs. Volgens mij is dat hetzelfde woord. Ik laat het voor wat het is.

Lees verder “Een dag in Córdoba”

Een dienstreis naar Andalusië

Andalusië

Sinds november heb ik wat last van concentratieproblemen. De attente lezer van deze blog zal herkennen dat er weleens een spelfout blijft hangen. Sommige dingen gaan me sindsdien moeilijk af maar ik ben er desondanks in geslaagd mijn boek Oudheidkunde is een wetenschap af te ronden. Met vertraging, en ik ben uitgeverij Omniboek dankbaar voor het geduld dat men had. Voor mij waren de afgelopen maanden wel buffelen.

Ik vond dat ik een vakantie had verdiend en dus ben ik nu een paar dagen in Spanje. Het is overigens een werkvakantie, aangezien het reisdoel het slagveld bij Munda is, waarover ik nog zal bloggen. (Namelijk op 17 maart 2025.) Munda is de plaats van een van de belangrijkste veldslagen uit de Tweede Burgeroorlog, waarover ik, zoals u weet, een reeks heb. Ik ben echter nog nooit op de vlakte bij Munda geweest en dus lag deze bestemming voor de hand. Zeg maar een dienstreis ten dienste van de blog. Als student bezocht ik wel Mérida, Italica, Sevilla, Osuna, Écija, Córdoba en Málaga. In mijn scriptie heb ik de romanisering en de arabisering van het Iberische Schiereiland vergeleken. Maar dat moet rond 1990 zijn geweest.

Lees verder “Een dienstreis naar Andalusië”

VI Ferrata, het Gestaalde Legioen (1)

Ere-inschrift uit Smyrna voor een officier van VI Ferrata (vertaling; Louvre, Parijs)

Een tijdje geleden ben ik begonnen met bloggen over de geschiedenis van de diverse Romeinse legioenen. Ik begon met de eenheden die een rol speelden in de Tweede Burgeroorlog, waarover ik immers ook blog: III Gallica, V Alaudae en X Gemina kwamen zo al aan bod. Vandaag het zusterlegioen van het Vijfde: VI Ferrata. Je zou het kunnen vertalen als “het gestaalde legioen”. Het Engelse iron-clad dekt de lading ook mooi. Het zal verwijzen naar de pantserhemden die de soldaten droegen, de lorica hamata.

Ontstaan

Net als het Vijfde legioen, de Leeuweriken, is het Zesde Legioen, in 52 v.Chr. door Julius Caesar gelicht op de Povlakte. Zoals ik al vertelde, was dat eigenlijk niet toegestaan, aangezien de bewoners van dat gebied geen Romeins burgerrecht hadden. Toen Caesar, na het uitbreken van de Tweede Burgeroorlog, eenmaal in Rome was, hielp hij zichzelf aan legitimatie met de Lex Roscia.

Lees verder “VI Ferrata, het Gestaalde Legioen (1)”

Het legioen met de leeuweriken: V Alaudae (1)

Her graf van centurio Lucius Poblicius uit V Alaudae (Römisch-Germanisches Museum, Keulen)

Het is niet ongebruikelijk de geschiedenis van het Romeinse Rijk te vertellen aan de hand van keizers. Zo deden ze het in de Oudheid al en in de negentiende eeuw, toen geschiedvorsing een wetenschap werd, ging men ermee verder. Het was immers de tijd waarin Europese geschiedenis gemaakt leek te worden door koningen, premiers en ministers, het was de tijd van de grotemannengeschiedenis. De echt belangrijke wetenschappers voelden zich ongemakkelijk bij deze visie op oorzakelijkheid. Het is geen toeval dat Theodor Mommsen, de voornaamste van allemaal, vastliep toen hij met zijn Römische Geschichte was aanbeland bij de keizertijd. Hij wist dat zelfs de grootste grote mannen alleen maar geschiedenis konden maken met instituties die ze niet zelf hadden gecreëerd.

Ik heb weleens overwogen een geschiedenis van het Romeinse Keizerrijk te schrijven aan de hand van de legioenen. Zo’n boek zou dan zeker zijn begonnen met het Vijfde Legioen Alaudae. De bijnaam is Gallisch en betekent “leeuweriken”, vergelijk het Franse alouette. Het ontstaan van deze eenheid staat feitelijk voor het begin van het keizerrijk.

Lees verder “Het legioen met de leeuweriken: V Alaudae (1)”

Geen provenance, geen wetenschap

Voorwerp zonder provenance: Iberische dolk (©Museo Ibérico, Jaén)

Die provenance van archeologische vondsten, hoeveel maakt die nou echt uit? Archeologen beweren weliswaar voortdurend dat de gedocumenteerde herkomst verschrikkelijk belangrijk is, maar classici en bijbelwetenschappers geven illegaal verworven papyri gewoon uit. Als je collega’s zich al niks aantrekken van je waarschuwing, is die provenance dan wel echt belangrijk?

Ja. Natuurlijk. Neem bovenstaande dolk. Het ijzeren steekwapen zou zijn gevonden in het Iberische grafveld La Carada te Espelúy in de Spaanse provincie Jaén. En dat is raar, want daar hoort deze dolk helemaal niet te zijn. Hij lijkt namelijk het meest op de dolken die de Vaccaeërs vervaardigden, een IJzertijd-volk aan de bovenloop van de Duero, in het laatste derde van de derde eeuw v.Chr. Archeologen kennen er meer dan honderd.

Lees verder “Geen provenance, geen wetenschap”