Waterbeheer in Kairouan

Waterbasin, Kairouan

De moskee van Kairouan is bekender, maar de grote ronde waterreservoirs van de oude Tunesische stad zijn minstens even interessant. Niet voor niets noemden Arabische reizigers Kairouan weleens de “cisternenstad”. Er waren ooit meer bassins, maar tegenwoordig resteren er slechts twee, elk geflankeerd door een kleine tank. Men rekent de bassins wel tot de belangrijkste waterbouwkundige werken uit de Arabische wereld en dat maakt ze meteen tot belangrijke Arabische cultuuruitingen. Water was immers niet alleen nodig om te drinken, maar ook voor irrigatie, voor badhuizen en voor religieuze handelingen. Er was vrijwel geen aspect van het dagelijks leven waarbij water niet was verondersteld.

Even wat feiten. Het water was afkomstig uit de zijrivieren van de Merguellil-rivier, aangevuld met regenwater, en stroomde door kanalen naar de kleine tanks. Daar kwam het tot stilstand, zodat modder en vuil konden bezinken. Na verloop van tijd vloeide het gezuiverde water naar de grote bassins. De wanden daarvan zijn gemaakt van oud puin dat is voorzien van een waterdichte laag. Zeg maar een coating. Een van de twee grote bassins had een inhoud zo’n 57.000 kubieke meter en is rond 860 na Chr. aangelegd door Khalaf al-Fata, een vrijgelatene van emir Abu Ibrahim Ahmad.

Lees verder “Waterbeheer in Kairouan”

Medousa

Medousa (Archeologisch museum, Sousse)

Tot de Griekse mythologische menagerie behoren ook de gorgonen. U kent ze wel: het waren vrouwen die op hun hoofd in plaats van haar slangen hadden. Ze waren onsterfelijk, op één na: Medousa. Haar te doden was echter niet bepaald eenvoudig, want gorgonen hadden blikken die konden doden. Als je ze zag, versteende je.

De herkomst van de gorgonen

In deze mythologische wezens hebben de Grieken twee oudere wezens samengebracht. We weten zeker dat ze hebben gekeken naar de Humbaba-maskers uit het Nabije Oosten, die boze blikken wierpen naar ongewenste bezoekers. De iconografie van deze kwaadafwerende maskers en de Griekse afbeeldingen van gorgonen is nagenoeg identiek.

Lees verder “Medousa”

Driemaal de dronken vrouw van Myron

Terracotta fles in de vorm van de dronken vrouw van Myron (Archeologisch museum van Sousse)

Ik was vandaag in het museum van Sousse, wat de moderne naam is van de antieke stad Hadrumetum. Als u voorwerpen wil zien uit opgemeld museum: hiero.

Ik toon u nu even bovenstaand beeldje: een zeventien centimeter hoog terracotta flesje in de vorm van een dronken vrouw. Het is in 2007 gevonden in een stratum dat wordt geassocieerd met de Severische tijd, dus zeg maar in de kleine halve eeuw voor 235 n.Chr.

Lees verder “Driemaal de dronken vrouw van Myron”

De slag op de Grote Vlakten

De Grote Vlakten vanuit het zuiden

Zeg “Tweede Punische Oorlog” en mensen denken aan Hannibal, en zeg “Hannibal” en mensen denken aan olifanten in de Alpen. Terwijl er ook interessante zaken zijn te melden. Zaken waarover twee perspectieven bestaan.

Het Romeinse perspectief

In 204 v.Chr. stak de Romeinse generaal Scipio over naar Afrika, een operatie waarmee hij hoopte Hannibal weg te lokken uit Italië en de oorlog ten einde te brengen. Helaas voor Scipio verliep zijn aanval op de stad Utica niet zoals gehoopt. Karthaagse troepen, versterkt door de Numidische ruiterij van koning Syfax, beletten de inname van de stad en de Romein zag zich genoodzaakt zich terug te trekken op een nabijgelegen schiereiland, waar hij voorlopig veilig was. Met zijn eigen Numidische bondgenoot, Massinissa, deed hij echter midden in de nacht een uitval en stak het vijandelijke kamp in brand. Daarna rukte hij langs de rivier de Medjerda op naar het westen, naar de hoofdstad van Numidië. Dat dwong Syfax ertoe zijn eigen land te verdedigen.

Lees verder “De slag op de Grote Vlakten”

Ba’al-Hammon

Zegelring met Ba’al-Hammon (Museum van Utica)

Dit is toch wel heel supermooi. Dit is een zegelring uit de eerste helft van de zesde eeuw v.Chr., gevonden in Utica, even ten noorden van Tunis, en te zien in het plaatselijke museum, Het plaatje is iets meer dan een centimeter groot. Wat u ziet is de god Ba’al-Hammon, de voornaamste god van de Fenicische kolonisten in de Maghreb. Hij zou later bekend zijn als de oppergod van Karthago, maar dat was maar één stad onder de vele waar hij verering genoot.

De eerste naam betekent gewoon “heer” en is normaal voor Fenicische goden, de betekenis van de tweede naam is niet helemaal duidelijk, maar het is mogelijk dat er een verband is met de Libische god Ammon. De Grieken stelden hem gelijk aan Kronos, de Romeinen aan Saturnus, terwijl hij in het moederland ook wel werd aangeduid als El. In veel mythen gaat het om een oude “koning der goden”, tevens vegetatiegod, die door een jongere heerser is afgelost (Zeus, Jupiter, Ba’al). Maar niet in Karthago dus, waar men Ba’al-Hammon bleef vereren als koning der goden. Men was daar wel vaker wat tegendraads en conservatief.

Lees verder “Ba’al-Hammon”

Het portret van Vergilius

Vergilius (Vaticaanse Musea, Rome)

Het is vandaag 2040 jaar geleden dat in Brindisi, bij de haven aan het einde van de Via Appia, de Romeinse dichter Vergilius zijn laatste adem uitblies. Een Brindisijnse wees me ooit het huis aan waar het zou zijn gebeurd en het leek me niet tactvol mijn twijfel uit te spreken. Een gedicht van Gabriele d’Annunzio ontsiert de gevel.

Leven

Publius Vergilius Maro, zelf, u ziet hem hierboven. Hij is in 70 v.Chr. geboren in Mantua, kwam uit een goede familie die een goede opleiding kon betalen, en verloor zijn Mantuese bezittingen toen Octavianus die confisqueerde. Na de slag bij Filippoi (42 v.Chr.) was het namelijk zijn taak om alle veteranen uit de Derde Burgeroorlog een boerderij te geven in Italië. Hij wees simpelweg enkele steden aan waarvan de bewoners maar moesten vertrekken. Vergilius schreef in deze jaren de Eclogae en daarna de Georgica, raakte zo bekend bij de hovelingen rond Octavianus en kreeg uiteindelijk compensatie voor de inbeslaggenomen landerijen. Evengoed bezat hij een huis in de omgeving van Napels.

Lees verder “Het portret van Vergilius”

Ibn Khaldun

Standbeeld van Ibn Khaldun in Tunis

Toen ik in mijn boek Vergeten erfenis pleitte voor aandacht voor de oud-oosterse en Arabische bijdragen aan de Europese cultuur, stuitte ik op allerlei interessante geleerden waarvan ik dacht “daar zou ik meer over willen weten”. Denk aan de Ibn Firnas en de Al-Haytham waarover ik onlangs blogde. Of Ibn Khaldun (1332-1406), over wie ik destijds alleen opmerkte dat zijn Muqaddima (“inleiding”) het begin had kunnen zijn van een vorm van sociale wetenschap, maar dat het werk geen navolging kreeg. Ik attendeerde er verder op dat de man zijn werk kon doen dankzij het vorstelijk mecenaat van allerlei vorsten.

Dat mecenaat, dat was zowel de reden waarom de wetenschap kon bloeien als de reden waarom het niet méér werd. Terwijl de wetenschapsbeoefening zich in het Europa van de Nieuwe Tijd ontwikkelde tot een zelfstandige “bedrijfstak” met een financiering die los stond van de wensen van deze of gene vorst, was de middeleeuwse wetenschapper in veel gevallen een hoveling die bedreven was in de kunst der stroopsmeerderij. Wetenschap was geen collectieve en daardoor duurzame activiteit, maar de kwetsbare hobby van enkelingen. Zoals Ibn Khaldun. Dat hij geen navolgers had, zal ermee te maken hebben gehad dat er daartoe ergens een vorst moest zijn die belang stelde in de ontluikende sociale wetenschap. Omdat die ontbrak kreeg Ibn Khaldun pas aandacht in de negentiende eeuw.

Lees verder “Ibn Khaldun”

Hannibal op zoek naar wraak

[Dit is het laatste van vier stukjes over het leven van de Karthaagse veldheer Hannibal. Het eerste was hier.]

De economie van Karthago was geruïneerd en in 196 v.Chr. koos de volksvergadering Hannibal tot suffeet. Hij reorganiseerde de staatsinkomsten en nam maatregelen om de landbouw en de handel te stimuleren. Er gingen echter geruchten dat hij van plan was een bondgenootschap aan te gaan met het Seleukidische Rijk, om samen Rome voor de tweede keer in Italië aan te vallen – als koning Antiochos III de Grote hem maar een leger wilde geven. Het is onbekend of deze beschuldiging op waarheid berustte, maar toen de Romeinen een onderzoekscommissie stuurden, vluchtte Hannibal naar Antiochië, de hoofdstad van het Seleukidische rijk. Hij was minder dan een jaar aan de macht geweest. Zijn huis werd verwoest.

In deze jaren hadden zowel Rome als de Seleukidische koning belangstelling voor Griekenland en Macedonië. Rome versloeg koning Filippos in de Tweede Macedonische Oorlog (200-197) en riep toen onverwacht zijn troepen terug om Griekenland onbeschermd te laten voor een Seleukidische invasie. Antiochos trapte in de val en liet zich naar Griekenland lokken (192), waar Rome het voordeel had van de korte aanvoerlijnen en vertrouwdheid met het terrein. In deze Syrische Oorlog adviseerde Hannibal koning Antiochos om Italië binnen te vallen en het valt makkelijk te raden wie de bevelhebber van dat expeditieleger had moeten worden. In plaats daarvan kreeg Hannibal een ondergeschikt vlootcommando. In een zeeslag ter hoogte van Side werd hij verslagen door Romes bondgenoot Rhodos (190).

Lees verder “Hannibal op zoek naar wraak”

Hannibal: van Cannae tot Zama

Scipio Africanus (Museo Archeologico Nazionale di Napoli)

[Dit is het derde van vier stukjes over het leven van de Karthaagse veldheer Hannibal. Het eerste was hier.]

Ondanks de bloedige nederlaag bij Cannae en het verlies van Capua weigerde de Senaat tot een vergelijk te komen. Logisch, want de strategische situatie was dezelfde gebleven: Romes vermogen afvallige bondgenoten te straffen was groter dan Hannibals vermogen hen te beschermen. De noodzaak de bondgenoten die hij wél had te beschermen, verzwakte bovendien Hannibals slagkracht. En hij kreeg nog altijd geen versterkingen. Kortom, er was geen enkele reden waarom Rome concessies zou doen.

Dus koos Hannibal voor een diplomatiek offensief dat de oorlog zou uitbreiden naar de Balkan. In 215 sloot hij een verbond met koning Philippos van Macedonië. Ook Syracuse werd een Karthaagse bondgenoot.

Lees verder “Hannibal: van Cannae tot Zama”

Curio in Africa

Juba I (Louvre, Parijs)

In het eerste stukje schreef ik dat Gaius Scribonius Curio in de zomer van 49 v.Chr. Sicilië verzekerde voor Caesar. Daarna stak hij over naar Afrika met vijfhonderd Gallische ruiters en het Vijftiende en het Zestiende Legioen, twee eenheden die in 53 v.Chr. waren gelicht toen Rome ook het door Ambiorix verslagen Veertiende moest vernieuwen. Het Vijftiende was in Italië gebleven om deel te nemen aan Crassus’ expeditie tegen de Parthen en was meteen naar Caesar overgelopen toen deze de Rubico was overgestoken; over eerdere avonturen van het Zestiende weten we niets. Veel gevechtservaring lijken de mannen echter niet te hebben gehad.

Schermutselingen

Curio landde bij Kaap Bon en rukte in slechts drie dagen op door het achterland van het verwoeste Karthago tot hij aankwam bij de rivier de Medjerda, waar zijn tegenstander op hem wachtte: Publius Attius Varus. Hij verdedige Utica, de hoofdstad van de provincie Africa.

Tijdens de eerste schermutselingen wist Curio een graanvloot te onderscheppen. Nu had hij de middelen voor een rustig beleg van Utica. Inderdaad rukte hij daarheen op, maar hij vergat zijn flank te dekken en werd verrast door een Numidisch leger, gestuurd door koning Juba. De Gallische cavalerie wist de vijandelijk ruiterij echter terug te drijven.

Lees verder “Curio in Africa”