Als ik u zeg dat het 15 april was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar en Publius Servilius Isauricus het consulaat bekleedden, en als ik dat omreken naar 8 maart 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
Hij kan het u zelf het beste uitleggen, maar eerst recapituleer ik de situatie nog even. Caesar had twee keer (één, twee) geprobeerd zich meester te maken van Dyrrhachion, het huidige Durrës, waar zijn rivaal Pompeius materiaal en voedsel had opgeslagen. Beide keren had Pompeius hem de loef afgestoken. Caesar had zijn kamp ingericht halverwege Dyrrhachion en het kamp van Pompeius, wiens kamp aan zee lag en werd gedomineerd door de heuvel Petra, die u hierboven ziet.
Als ik u zeg dat het 3 april was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar en Publius Servilius Isauricus dienden als consul in Rome, en als ik dat voor u omreken naar 16 februari 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
Zoals aangegeven was Caesar met zijn ervaren troepen in de winter overgestoken naar wat nu Albanië heet, waar Pompeius een leger aan het opbouwen was. Hij beschikte ook over meer schepen. Toen Marcus Antonius, zoals ik vorige week vertelde, de oversteek desondanks maakte, moest hij dan ook uitwijken naar het verre noorden. Daar ging hij in Lissos aan wal, een havenstad die partij had gekozen voor Caesar, tegen de Senaat en Pompeius.
Ik ontmoette Gaius Velius Rufus op 8 april 2012. Mijn zakenpartner en zijn echtgenote, met wie ik in Baalbek was, zagen hem als eerste en riepen me dat ik snel moest komen kijken. Hierboven ziet u de overdonderende inscriptie, die ergens rond het jaar 100 na Chr. is opgericht door een zekere Marcus Alfius Olympiacus, de standaarddrager van het Vijftiende Legioen Apollinaris. De tekst is lang – u vindt hem hier – en boordevol informatie.
Joodse Opstand
Eerst maar even zijn naam: zijn vader heette Salvius, een naam die in de eerste eeuw vooral voorkwam in de Abruzzen (hoewel de bekendste drager van deze naam, keizer Marcus Salvius Otho, afkomstig was uit een stadje in het wat noordelijkere Etrurië). Misschien kwam Gaius Velius Rufus dus uit het midden van Italië voordat hij centurio werd in het Twaalfde Legioen Fulminata, dat was gestationeerd in Syrië.
Als ik u zeg dat het 25 quintilis was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Marcellus en Lentulus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 24 juni 49 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
We hadden Caesar met het onvoltallige Zesde, het onvoltallige Zevende, het onvoltallige Negende, het onvoltallige Tiende, het onvoltallige Elfde en het onvoltallige Veertiende Legioen achtergelaten in Ilerda, het huidige Lérida of Lleida in Catalonië, waar hij oorlog voerde tegen vijf legioenen van Pompeius, gecommandeerd door Lucius Afranius en Marcus Petreius.
In het vorige stukje behandelde ik een verwarde reeks gevechten, waarin Caesar probeerde de weg tussen Ilerda en het kamp van zijn tegenstanders in handen te krijgen. Ondanks heldhaftig optreden van het Negende Legioen, dat misschien in deze tijd zijn bijnaam Hispana kreeg, was dat niet gelukt. Toen heftige regens vervolgens een brug wegsloegen, werd verdere strijd vrijwel onmogelijk en beide partijen bleven tegenover elkaar liggen: Caesar aan de ene zijde van de rivier, Afranius en Petreius op de andere.
Een aarden wal bij Kanne-Caestert, misschien waar Ambiorix zegevierde.
Cassius Dio was een voorname senator uit de vroege derde eeuw na Chr., afkomstig uit een van de oostelijke provincies. Hij was geïnteresseerd in geschiedenis en schreef een overzicht van de groei en het (zijns inziens) verval van het Romeinse Rijk. Daarbij behandelde hij ook Julius Caesars verovering van de Lage Landen.
De legioenen hadden Gallië al onder de voet gelopen en waren al overgestoken naar Brittannië toen Caesar in de winter van 54/53 v.Chr. te maken kreeg met een inheemse opstand, aangevoerd door Ambiorix, de vorst van de Eburonen, een stam in de Maasvallei. Diens eerste aanvalsdoel was het pas geformeerde Veertiende Legioen. Het was gestationeerd in Atuatuca, de naam die later gegeven zou worden aan Tongeren. Daar zijn geen Romeinse resten uit die tijd; een alternatief is dat het legioen zich bevond bij Kanne-Caestert, op het Belgische gedeelte van de Sint-Pietersberg, maar dan is het weer wat vreemd hoe de naam zeventien kilometer (een dagreis) kan zijn verplaatst. Enfin, we bevinden ons ergens in de Haspengouw.
Als ik u zeg dat het 26 juni was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Marcellus en Lentulus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 27 mei 49 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” En dat, dames en heren, was niets minder dan de slag bij Ilerda. Dat is de stad die tegenwoordig Lérida heet (in het Spaans) of Lleida (in het Catalaans).
Zoals Caesar in Gallië het imperium had, dat wil zeggen het recht gezag uit te oefenen, had Pompeius dat in Iberië. Alleen had deze generaal, de grote vernieuwer van het Romeinse staatsrecht, besloten dat hij het gezag indirect zou uitoefenen, via zogeheten legaten. Toen Caesar Italië was binnenviel, had Pompeius ervoor gekozen met de Senaat naar Griekenland te gaan om extra legers op te bouwen; zijn vijf Spaanse legioenen had hij overgelaten aan Lucius Afranius en Marcus Petreius. Caesar had in Italië geconcludeerd dat hij een generaal zonder leger had in het oosten en een leger zonder generaal in het westen, en had besloten eerst daarmee af te rekenen. Een voorhoede, gecommandeerd door Gaius Fabius, verzekerde de passen over de Pyreneeën en na een oponthoud in Marseille was ook Caesar zelf naar Catalonië gekomen.
Re-enactors in de uitrusting van soldaten uit de tijd van Caesar
Als ik u zeg dat het de vierde dag was van mei, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Marcellus en Lentulus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 4 april 49 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag eergisteren 2069 jaar geleden?”
Antwoord: hij begon met de belegering van Marseille. Zoals ik in de eerdere afleveringen vertelde, had hij vrij snel Italië onderworpen. De Senaat en zijn generaal Pompeius waren naar Griekenland gevlucht, Caesar had de Lex Roscia laten aannemen die hem toestond mensen uit de provincie tot Romeins burger te maken en als legionairs te rekruteren, en was daarop naar het westen gegaan, waar Pompeius troepen had liggen. Zij het zonder generaal, want die was met een groot aantal senatoren in Griekenland.
Na afloop van een jachtpartij in het amfitheater worden de kadavers geruimd. Eén beer geeft zich nog niet gewonnen. Dit reliëf komt uit Kibyra en is nu in de Archeologische Musea van Istanbul.
Even ten oosten van Wenen ligt Carnuntum. Een Romeinse legioenbasis zoals er wel meer zijn: een groot fort, een rivierhaven, een stad ernaast, een residentie voor een bestuurder, heiligdommen. Het Veertiende Legioen Gemina, hier gestationeerd, had het allemaal. En wat zo aardig is: het is nauwelijks overbouwd, zodat de plek een archeologische vindplaats hors catégorie is.
Momenteel doen bioarcheologen onderzoek naar het amfitheater bij het fort, waar de botten zijn gevonden van de dieren die daar in de Late Oudheid in de arena zijn omgebracht. U denkt nu aan leeuwen, maar daarvan zijn geen resten gevonden. De archeologen hebben wel een door honden aangevreten panterbot aangetroffen, maar het is onduidelijk of de panter het in de arena heeft moeten opnemen tegen wilde honden of wolven, of dat het kadaver voor de honden is geworpen. Was de panter een exoot, de rest van de dieren was inheems: beren, herten, wolven, bizons en wat everzwijnen. Na de jachtpartijen in de arena gingen ze allemaal naar de slager, die het vlees verkocht en de botten dumpte. Zie het plaatje hierboven.
De slager slachtte verder varkens (daarover binnenkort meer), schapen, paarden, ezels, kippen, ganzen, hazen en een enkele geit. De opgravers vonden ook visgraten en de botjes van raven, kraaien en kauwen. Kortom, afgezien van de panter waren het allemaal inheemse dieren, wat misschien een aanwijzing is voor de regionalisering van de Romeinse economie in de Late Oudheid. Er was echter nóg een exoot.
Driemaal is scheepsrecht en omdat ik al eergisteren en gisteren heb geblogd over de Eburoonse koning Ambiorix en zijn relatie tot Tongeren, doe ik het vandaag nog een derde keer. Er is namelijk onlangs een wijziging aangebracht in het door Jules Bertin gemaakte standbeeld op de Grote Markt. Ik zou het niet hebben herkend als Herman Clerinx me er niet op had gewezen. De auteur van de prachtboeken Een paleis voor de doden en Romeinse sporen is, voor wie dat niet mocht weten, een van de beste schrijvers over de Oudheid in ons taalgebied.
Het beeld stelt dus Ambiorix voor, de “koning van alles” die in 54 v.Chr. het Veertiende Legioen vernietigde, wellicht in de vallei van de Jeker, bij Kanne-Caestert. Het beeld toont een stoere krijger die een lauwerkrans en Romeinse roedenbundels vertrapt, de fasces die in de dagen van Bertin nog niet de nare associatie hadden die ze sindsdien hebben. Ook hield hij – ik bedoel de bronzen Ambiorix – een adelaar in bedwang, maar die vogel was sinds 1965 ineens gevlogen.
Het standbeeld van Ambiorix in Tongeren. Ik zeg dit er voor de zekerheid even bij: dit is dus een negentiende-eeuwse reconstructie. De held der Belgae zal in het echt niet hebben geleken op een pakje Gauloises of zijn gaan staan op een hunebed uit de tijd van de Trechterbekercultuur.
Misverstand: Ambiorix’ standbeeld stelt eigenlijk Vercingetorix voor
Er bestaat nog een ander misverstand rond Ambiorix in Tongeren. De auteur van dit boekje heeft verschillende keren horen vertellen dat het standbeeld eigenlijk Caesars laatste Gallische tegenstander Vercingetorix voorstelt. De Fransen zouden het beeld niet meer nodig hebben gehad nadat ze een groter standbeeld voor hun held hadden opgericht in Alesia, waar Caesar Vercingetorix en de Galliërs definitief versloeg. Nu ze iets indrukwekkenders hadden, zouden de Fransen het kleine beeld maar hebben verkocht aan de Belgen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.