
Plato’s dialoog over De Staat, daarover heb ik het nog nooit gehad op deze blog. Terwijl je toch niet kunt zeggen dat het een onbeduidende tekst is geweest. Dus ik geef u eens een citaat uit het vierde boek in de vertaling van Gerard Koolschijn.
Je moet je een schip voorstellen waarop zich het volgende afspeelt. De eigenaar is een forse kerel, sterker dan al zijn bemanningsleden, maar een beetje doof, en hij ziet ook niet zo best, en met zijn kennis van navigatie is het niet veel beter gesteld. Nu krijgt de bemanning onderling ruzie over de koers die het schip moet varen. Ieder vindt zichzelf de aangewezen persoon om het roer te hanteren, hoewel ze het vak nooit geleerd hebben en ook geen papieren hebben om aan te tonen waar en hoe lang ze een opleiding zouden hebben gevolgd. Ze gaan zelfs zover te beweren dat voor het besturen van een schip geen opleiding bestaat en zijn bereid korte metten te maken met iedereen die het tegendeel beweert.
Ondertussen hangen ze zelf voortdurend om de eigenaar heen en proberen hem op alle mogelijke manieren ertoe te bewegen het roer aan hen toe te vertrouwen. Soms worden degenen die erin slagen hem te overreden weer door anderen gedood of overboord gezet. De eigenaar, die goeie man, wordt met behulp van sterke drank of iets anders uitgeschakeld en de muiters nemen de leiding van het schip over, maken zich meester van de lading en varen etend en drinkend verder op een koers die je van zulke lieden kunt verwachten.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.