Geschiedenis van de oudheidkunde

Cenotaaf van Winckelmann (Triëst)

Oudheidkunde is als wetenschap ontstaan in de vijftiende eeuw. Deels hing dat samen met bewondering voor de oude Romeinen en de eerste christenen. Men wilde er méér over weten. Nu er ook vraag was naar oudheden, was er ook werk voor slimme vervalsers, die in feite de middeleeuwse relikwieënhandel voortzetten. Eén van de eerste wetenschappelijke onderzoeksgebieden was dan ook het zoeken naar criteria om echt en onecht te scheiden. Dit is nog steeds een belangrijk onderzoeksthema.

De zeventiende en achttiende eeuw

Omdat wetenschappers nogal wat vervalsingen doorprikten, groeide de scepsis: was de Oudheid überhaupt wel te kennen? Deze scepsis staat bekend als Pyrrhonisme. Het antwoord hierop was de vergroting van het databestand: meer informatie maakt het mogelijk scherpere en betere uitspraken te doen. Er ontstonden grote, vaak museale collecties. De verzamelaars staan bekend als de antiquariërs. Uit hun bezigheden zijn de numismatiek (muntkunde) en epigrafiek (inscriptiekunde) voortgekomen. Vaak verzamelden de antiquariërs zich in genootschappen.

Een bijzondere geleerde was Johan Picardt uit Coevorden, die zich realiseerde dat er delen waren van het verleden waren waar geen geschreven teksten over bestonden maar waar wél gefundeerde uitspraken over gedaan konden worden. Hoewel zijn interpretaties vaak achterhaald zijn, legde hij de grondslag voor de archeologie als een activiteit die meer leverde dan een plaatje bij een praatje.

Revolutie

In de tijd van de Verlichting ontstonden nieuwe benaderingen van het verleden. Eén daarvan was de hypothetische geschiedschrijving, waarbij men zich niet teveel aan de feiten gelegen liet liggen maar beredeneerde wat gebeurd zou moeten zijn. Grote geleerden als de kunsthistoricus Johann Winckelmann (levenbetekenis) en de historicus Edward Gibbon (leven en werkmethode) begonnen methoden te combineren: ze stelden de vragen van de Verlichting en fundeerden hun antwoorden op de traditionele tekststudie én de antiquarische verbreding van het databestand.

Hun antwoorden waren politiek getint. Artistieke creativiteit en duurzaam politiek beleid hingen samen met vrijheid. En in Griekenland was die, zo meende Winckelmann, het meest belichaamd geweest. Zo ontstond een ware Griekenland-cultus, het Filhellenisme.

Een derde naam is die van de classicus Friedrich August Wolf, die zich eerst had gebogen over de homerische kwestie (waarbij hij inzichten uit de joodse commentaartraditie benutte om te begrijpen hoe de Griekse commentaren werkten), en later een schets gaf van de Altertumswissenschaft. Dat is een aanduiding voor de studie van de Oudheid in het algemeen, ongeveer de huidige publieke perceptie van het vak. De universiteit, georganiseerd door Wilhelm von Humboldt, kijkt er meer vanuit specialismen naar.

De negentiende eeuw

De historische wetenschappen bloeiden op in de negentiende eeuw. Veel vragen die toen zijn gesteld zijn er nog steeds, net als veel aanzetten tot antwoorden. Het respect voor de Altertumswissenschaft leidde ertoe dat de eerste archeologen hun oren er nogal eens naar lieten hangen en vaak een plaatje bij een praatje leverden (“Archeologie als dienstmaagd“). Pas de twintigste eeuw zou de emancipatie van de archeologie zien; het werd de meest innovatieve benadering van de diverse bloedgroepen.

Enkele grote namen uit deze tijd zijn die van Gustav Droysen, die een hermeneutische methode introduceerde waarin nieuwe ideeën werden geanalyseerd door te zien hoe ze met andere ideeën waren verankerd, en Theodor Mommsen, die de wetenschap als wetenschap organiseerde. Ook de vroeg-twintigste-eeuwse antropoloog James Frazer verdient vermelding, want zijn opvattingen over natuurgodsdiensten zijn weliswaar verouderd, maar het publiek blijft erop terugkomen.

De twintigste eeuw

De verklaring voor het verschil tussen wetenschap en publieke verwachting is ten dele de versplintering van de oudheidkunde. De geschiedenis van de twintigste-eeuwse oudheidkunde is die zijn van de diverse bloedgroepen:

Doordat het publiek geïnteresseerd is gebleven in de Oudheid als Oudheid, sluit de bestudering van de oude wereld minder dan vroeger aan bij wat mensen het belangrijk vinden. Deze blog wil samenbrengen wat, in de publieksvoorlichting, samen hoort.

Deel dit: