XII Fulminata aan de Eufraat

Het regenwonder, waarbij XII Fulminata werd gered, op de Zuil van Marcus Aurelius in Rome

Ik vertelde in het vorige stukje hoe XII Fulminata was onteerd in de Armeense oorlog. Het werd, zoals ik zei, nog erger.

Joodse Oorlog

In oktober 66 na Chr. had de gouverneur van Judea, Gessius Florus, militaire steun nodig om de controle over het in opstand gekomen Jeruzalem terug te winnen. Het Twaalfde (ondersteund door onderafdelingen van IIII Scythica en VI Ferrata) kwam, zag en keerde terug: de commandant had vastgesteld dat zijn strijdmacht niet sterk genoeg was. Dat was tot daar aan toe. Op de terugweg werd het legioen echter door de Joodse leider Eleazar, de zoon van Simon, verslagen. Aan de vernedering werd nog de schande toegevoegd: het legioen verloor zijn adelaarsstandaard.

Lees verder “XII Fulminata aan de Eufraat”

Deel dit:

XII Fulminata, het bliksemlegioen

Een soldaat van XII Fulminata (Capitolijnse Musea, Rome)

Het heeft er de schijn van, al is het niet bewijsbaar, dat de nummers van de Romeinse legioenen al vóór Julius Caesar waren gekoppeld aan provincies – wat in de tijd vóór Caesar overigens geen territoriaal afgebakende gebieden waren maar aangewezen oorlogszones. De eerste vier legioenen stonden ter beschikking van de twee consuls, de nummers vijf en zes lagen in de twee Spaanse provincies en de nummers VII, VIII, VIIII en X lagen in de Provence en op de Po-vlakte. Waarna de oostelijker gebieden weer hogere nummers hadden.

Caesar

Toen Caesar gouverneur werd van de Provence en de Po-vlakte, beschikte hij dus over vier legioenen. Voor de oorlog tegen Helvetiërs die in 58 v.Chr. uitbrak, voegde hij er twee aan toe, die hij de nummers XI en XII gaf. Over dat laatste legioen wil ik het vandaag hebben. Het heeft tijdens de Gallische Oorlog zeker gestreden in de slag aan de Sabis (de Selle in Noord-Frankrijk) tegen de Nerviërs; het nam deel aan de belegering van Bourges, onderscheidde zich bij Lutetia en hielp bij de blokkade van Alesia.

Lees verder “XII Fulminata, het bliksemlegioen”

Deel dit:

Proto-Indo-Europees in de Breestraat

Het huis van Scaliger (Breestraat 113, Leiden), die de Indo-Europese taalfamilie op het spoor kwam.

Je zou de talen die in Europa worden gesproken in groepen kunnen verdelen, realiseerde de Leidse hoogleraar Joseph Scaliger (1540-1609) zich. Groepen van talen die op elkaar lijken. Neem bijvoorbeeld het woordje ‘god’. In het Duits luidt dat Gott, in het Engels god, in het Noors gud: groep 1. Maar het Franse woordje dieu lijkt daar in de verste verte niet op, evenmin als het Spaanse dios, het Portugese deus en het Italiaanse dio: samen vormen die groep 2. In Rusland daarentegen noemen ze het opperwezen bog, in Slowakije boh, in Polen bóg: groep 3. En wat houden we dan over? Natuurlijk het Griekse theós, een buitenbeentje dat in zijn eentje groep 4 vormt.

Het inzicht dat sommige (groepen) Europese talen meer op elkaar lijken dan andere, maar dat ze onderling weer meer op elkaar lijken dan op het Hebreeuws, Arabisch en Aramees, roept wel meteen de vraag op: wat is de verklaring daarvoor?

Lees verder “Proto-Indo-Europees in de Breestraat”

Deel dit:

Het rijk van de Vandalen

De “Dame de Carthage”: zomaar een mooi mozaïek uit laatantiek Karthago (Musée de Carthage)

In 439 nam Geiserik, de leider van het leger dat we doorgaans aanduiden als dat van de Vandalen, onverwacht de stad Karthago in. Een donderslag op klaarlichte dag zou de toenmalige wereld niet meer hebben kunnen verrassen. In één klap was de graanvoorziening van Italië niet langer gegarandeerd. De centrale overheid van het West-Romeinse Rijk was niet voorbereid op deze ramp en hedendaagse historici wijzen er wel op dat de Romeinse bevolking dit het keizerlijk hof en een war lord als Aetius zeker mocht aanrekenen.

Ooit had Italië de wereld beheerst, nu was het zelf afhankelijk. En dat was nog niet alles. Geiseriks vloot, uitgebreid met de schepen die hij in Karthago had bemachtigd, beheerste de Straat van Sicilië en kon de handel tussen het oostelijk en westelijk bekken van de Middellandse Zee afsnijden. De piraterij – of kaapvaart, zo u wil – droeg bij aan de groeiende scheiding van de twee rijkshelften.

Lees verder “Het rijk van de Vandalen”

Deel dit:

De zwerftocht van de Vandalen

Reliëf met afbeelding van het paleis van Córdoba uit de Vandaalse tijd (Archeologisch Museum, Córdoba)

Een nieuwe donderdag, een nieuw stukje over Een kennismaking met de oude wereld, het handboek van De Blois en Van der Spek dat ik de afgelopen maanden heb becommentarieerd. We zijn inmiddels aanbeland bij de transitie van Oudheid naar Middeleeuwen, en omdat ik momenteel ben in Tunesië, moeten we het maar eens hebben over de Vandalen.

Germaanse en Iberische Vandalen

Het in deze reeks al besproken landkaartje in het handboek suggereert dat de Vandalen vanuit Polen deels naar het zuiden trokken en deels naar het westen. Onze bronnen vermelden bij de groepen die in de vroege vijfde eeuw de Rijn overstaken, inderdaad Vandalen, samen met de Alanen. Ze trokken dwars door Gallië en bereikten [V]Andalusië, waar ze zich vestigden. De handboekauteurs schrijven:

In 429 verlieten de Vandalen Spanje. Zij konden daar de druk van de Visigoten niet meer weerstaan en vertrokken naar Noord-Afrika. Een deel ervan (het huidige Tunesië, Tripolitanië en Oost-Algerije) veroverden zij tussen 429 en 439. De rest van Noord-Afrika (West-Algerije en Marokko) viel ten prooi aan Berberse stammen.

Zo zou ik het niet schrijven. Om te beginnen weet ik zo zeker niet of de Vandalen door Visigoten van het Iberische Schiereiland zijn verdreven. Er is geen contemporain bewijs. En dat van die Berbers, tja, daarmee is bedoeld dat de seminomadische bevolking van de Maghreb, die er altijd is geweest, in de vijfde eeuw de macht overnam. Wat hetzelfde is als zeggen dat de in de steden aanwezige Romeinse garnizoenen verdwenen.

Maar het wezenlijke punt is: als bewoners van een gebied dat naar de Vandalen is vernoemd, daar weg trekken, zijn dat niet per se degenen naar wie het is vernoemd. Er is grote kans dat de mensen die naar Afrika trokken, weliswaar kwamen uit het Iberische Vandalenland, maar niet verwant waren met de Germanen die waren aangekomen uit het Overrijnse. Het was onrustig op het Iberische Schiereiland en families die daar al eeuwen woonden, kunnen redenen hebben gehad om weg te trekken.

Naar de Maghreb

Evengoed was de oversteek, georganiseerd door Geiserik, een huzarenstukje, waarbij hij steun moet hebben gehad van Romeinse zeestrijdkrachten. Los daarvan: de Maghreb was al onrustig. De centrale overheid had zich er in de vierde eeuw geleidelijk uit teruggetrokken, zoals ook Brittannië en de Cyrenaica waren overgelaten aan de bewoners. In 431 nam Geiseriks leger de havenstad Hippo in, het huidige Annaba in Algerije.

Gesp, wellicht afkomstig uit het Rijnland, gevonden in Hippo Regius (Archeologisch Museum, Annaba)

Vier jaar later sloot Geiserik een standaardverdrag met keizer Valentinianus III. De keizer erkende de Vandalen als onderdanen en stond hen toe in de Maghreb te blijven, mits ze enkele verplichtingen nakwamen en gijzelaars leverden. Een van hen was Geiseriks zoon Hunerik, die enkele jaren zou wonen aan het keizerlijk hof. Dit verdrag, gesloten in 435, was eigenlijk heel normaal. De situatie zou echter snel veranderen, zoals we zullen zien in het volgende blogje.

[Er is een overzichtspagina van de blogjes over het handboek.]

Deel dit:

Het Ptolemaïsche Rijk

Ptolemaios I Soter (Nationale Bibliotheek, Brussel)

Zo te zien heb ik op deze blog al achtenentwintig keer verwezen naar de Ptolemaiën en heb ik achtentachtig keer het woord “Ptolemaïsch” gebruikt. En ik zal weleens hebben verteld dat dat de hellenistische dynastie was die heerste over onder andere Egypte, maar eigenlijk kan ik daar ook weleens systematisch over schrijven. Voilà.

Alexander

In de eerste weken van 332 v.Chr. bereikte de Macedonische koning Alexander de Grote Egypte. Het lijkt een beetje vakantie te zijn geweest, want militair viel er weinig te doen. Het garnizoen dat de Perzen in Egypte hadden, was anderhalf jaar eerder uitgerukt om Alexander tegen te houden, maar ten onder gegaan in de slag bij Issos. Er waren nog altijd Perzische troepen in het land van de Nijl, maar die vormden geen bedreiging voor Macedonië of Griekenland. Alexander zou, na de inname van Tyrus en Gaza, hebben kunnen oprukken naar Mesopotamië. Maar Egypte was een land vol wonderen en had voor elke geletterde Griek of Macedoniër een zekere aantrekkingskracht.

Lees verder “Het Ptolemaïsche Rijk”

Deel dit:

De berg van licht: Elagabal

Wijding aan Elagabal uit Augsburg; de man die deze inscriptie liet maken, Gaius Julius Avitus Alexianus, was de grootvader van keizer Heliogabalus.

Elagabal zal voor menigeen een bekende onbekende zijn. Dankzij romans als Louis Couperus’ De berg van licht kunt u hem kennen als oosterse godheid. Verder is hij niet heel bekend. En hij laat zich ook slecht kennen, al staat vast dat het voornaamste heiligdom was in de Syrische stad Emesa, het huidige Homs. De oudste vermelding is een Palmyreense stèle uit de eerste eeuw na Chr., die een Aramese naam weergeeft die “god van de berg” zou betekenen. De berg in kwestie zal wel de citadel van Emesa zijn geweest.

Omdat Emesa in de eerste eeuw na Chr. een Arabischsprekende stad was, mogen we aannemen dat een god met een Aramese naam ouder is dan de Arabische aanwezigheid. Lange tijd golden de Arabieren inderdaad als immigranten, maar de afgelopen kwart eeuw is door de bestudering van tienduizenden inscripties duidelijk geworden dat ze al in de Vroege IJzertijd leefden in Syrië en Jordanië. Evengoed moet de verering van Elagabal oeroud zijn. Berggoden waren in Anatolië en de Levant al sinds de Hittitische Bronstijd bekend. Men beeldde zulke godheden vaak af met adelaars – net als Elagabal in de Romeinse tijd.

Lees verder “De berg van licht: Elagabal”

Deel dit:

Na de Zeevolken (2)

[Tweede deel van een bespreking van Eric Cline, After 1177 BC. The Survival of Civilizations; het eerste deel was hier.]

Data, informatie, interpretatie, model

Het oudheidkundig wetenschappelijk proces bestaat, grosso modo, uit vier stappen. We beginnen met het verzamelen van data. Die worden in verband gebracht met andere data en zo veranderen ze in informatie. Dan volgt een eerste interpretatie, waarna we tot slot de grote synthese kunnen schrijven vanuit een vaak sociaalwetenschappelijk model. Dat is ook wat Cline doet. Bij het beschrijven van de tijd na de Zeevolken gebruikt hij resilience theory, ofwel inzichten over de veerkracht van een samenleving. Daarmee is hij de enige niet. Kyle Harper deed het in The Fate of Rome (2017).

Cline benut als leidraad het IPCC-rapport uit 2012, gewijd aan de wijze waarop de mensheid zich kan aanpassen aan veranderend klimaat. Daaraan ontleent hij een helder begrippenapparaat. De Assyriërs, Babyloniërs en Egyptenaren hadden het vermogen om tegenslagen te absorberen, wellicht doordat ze een stabiele agrarische sector hadden (Eufraat, Tigris, Nijl). Voor hun waren de problemen iets waarmee viel om te gaan. (Het onvertaalbare Engelse woord is coping.) De Neo-Hittiten pasten zich aan (adapting) en de Feniciërs en Cyprioten transformeerden zichzelf. De crisis van de een is de kans van de ander. En dat is een aanzienlijk genuanceerder beeld dan het eenzijdige “instorting”.

Lees verder “Na de Zeevolken (2)”

Deel dit:

Na de Zeevolken (1)

De Mykeense “warrior vase” uit de twaalfde eeuw; deze mensen zwierven als piraten uit (“Zeevolken”) (Nationaal Archeologisch Museum, Athene)

In 2014 publiceerde de Amerikaanse archeoloog Eric Cline een boek over de instorting van het Bronstijdsysteem: 1177 BC. The Year Civilization Collapsed. De titel verwijst naar het jaar waarin farao Ramses III een groep migranten versloeg die oudheidkundigen sinds de negentiende eeuw aanduiden als Zeevolken. Als ik pedant constateer dat het jaartal vermoedelijk niet klopt, is dat om te illustreren dat we over deze periode heel veel niet weten. De dataschaarste die het centrale thema is van de geschiedtheorie, is nog groter dan anders voor de transitie van Bronstijd naar IJzertijd. Desalniettemin kon Cline in 1177 BC vertellen dat klimaatveranderingen, droogte, veranderingen in de economie en migratie een rol speelden, en ook hypercoherentie: de diverse delen van de Bronstijdwereld waren zó intensief met elkaar verbonden dat problemen in pakweg Griekenland gevolgen hadden in Kanaän.

Sterke en zwakke punten

1177 BC was te lezen als antwoord op 2008, toen wereldwijd de hedendaagse, verstrengelde economieën gelijktijdig een crisis indoken. Clines boek werd dan ook een bestseller, vertaald in diverse talen (ook Nederlands). Terecht, want wat Cline over de Late Bronstijd vertelde, was uitstekend gedocumenteerd. En de Late Bronstijd is nu eenmaal fascinerend. Dit zijn sterke punten. Tegelijk: we kunnen geen lessen trekken uit een periode waarover we onvoldoende data hebben. Natuurlijk, in de Oudheid hadden ze ook klimaatverandering, I.D.O.H.Z.O. droogtes, I.D.O.H.Z.O. economische aanpassingen, I.D.O.H.Z.O. migratie – de data staan toe te constateren dát ze er zijn geweest, maar wie het huidige tijdsgewricht wenst te begrijpen, profiteert meer van hedendaagse data dan van de niet-robuuste data die we hebben over de Vroege IJzertijd.

Lees verder “Na de Zeevolken (1)”

Deel dit:

Barlaam en Josafat

Barlaam en Josafat op een twaalfde-eeuwse Byzantijnse miniatuur.

Vorige week is Hans Overduin overleden, de auteur van allerlei stukken op deze blog. Bescheiden als hij was, stelde hij geen prijs op een necrologie. Het onderstaande stuk illustreert echter zijn brede belangstelling voor volkscultuur, religie, de Middeleeuwen, ja eigenlijk alles wat op zijn pad kwam.

***

Prins Siddhartha Gautama, de historische figuur waar het boeddhisme op gebaseerd is, leefde een kleine vijfhonderd jaar vóór Jezus van Nazareth in het huidige India. Na zijn dood werden al snel biografieën opgetekend die onderling de nodige verschillen vertoonden maar altijd drie elementen bevatten:

  1. een profetie van astrologen die voorspelden dat Siddhartha óf een groot koning óf een grote heilige zou worden (waarna zijn vader hem opsloot in het paleis),
  2. de tijdelijke ontsnapping uit het isolement op zijn negenentwintigste jaar, waarbij de prins tijdens een rijtoer een oude man, een zieke man en een dode man zag en aldus werd geconfronteerd met het leed dat zijn vader al die tijd voor hem verborgen had gehouden,
  3. de poging van hofdames om hem te verleiden en hem van het spirituele pad af te houden.

Deze elementen komen ook voor in een van de populairste legenden uit de Middeleeuwen, het verhaal van Barlaam en Josafat. Het duurde echter tot de opkomst van de indologie, tot Europese geleerden in de gaten kregen dat de christelijke legende gebaseerd moest zijn op de biografie van Boeddha. De ontdekker was de Franse geleerde Edouard de Laboulaye (1859).

Lees verder “Barlaam en Josafat”

Deel dit: