Het Narrenschip

Zomaar een mooi zesde-eeuws bootje (Qasr Libya)

Plato’s dialoog over De Staat, daarover heb ik het nog nooit gehad op deze blog. Terwijl je toch niet kunt zeggen dat het een onbeduidende tekst is geweest. Dus ik geef u eens een citaat uit het vierde boek in de vertaling van Gerard Koolschijn.

Je moet je een schip voorstellen waarop zich het volgende afspeelt. De eigenaar is een forse kerel, sterker dan al zijn bemanningsleden, maar een beetje doof, en hij ziet ook niet zo best, en met zijn kennis van navigatie is het niet veel beter gesteld. Nu krijgt de bemanning onderling ruzie over de koers die het schip moet varen. Ieder vindt zichzelf de aangewezen persoon om het roer te hanteren, hoewel ze het vak nooit geleerd hebben en ook geen papieren hebben om aan te tonen waar en hoe lang ze een opleiding zouden hebben gevolgd. Ze gaan zelfs zover te beweren dat voor het besturen van een schip geen opleiding bestaat en zijn bereid korte metten te maken met iedereen die het tegendeel beweert.

Ondertussen hangen ze zelf voortdurend om de eigenaar heen en proberen hem op alle mogelijke manieren ertoe te bewegen het roer aan hen toe te vertrouwen. Soms worden degenen die erin slagen hem te overreden weer door anderen gedood of overboord gezet. De eigenaar, die goeie man, wordt met behulp van sterke drank of iets anders uitgeschakeld en de muiters nemen de leiding van het schip over, maken zich meester van de lading en varen etend en drinkend verder op een koers die je van zulke lieden kunt verwachten.

Politiek commentaar

Mocht u het nog niet in de gaten hebben: dit is Plato’s commentaar op de democratische politici van zijn tijd. De eigenaar van het Schip van Staat, ofwel Het Volk, zou dronken gevoerd zijn door politici, die niet wisten wat koers houden was en het schip op de klippen zouden laten lopen.

Wat Plato niet is

Als analyse van het Atheense staatsbestel is het onzin; je kunt veel zeggen over de Atheense leiders tijdens de militaire conflicten tussen 431 en 387 (de achtergrond van Plato’s analyse), maar niet dat ze het schip van staat, toen de oorlog er eenmaal was, minder goed op koers zouden hebben gehouden dan de leiders van autocratische samenlevingen als Sparta. Misschien deden ze het zelfs beter: Athene kwam verschillende catastrofes, zoals de Siciliaanse Expeditie (415-413) en de nederlaag in de Dekeleïsche Oorlog (413-404) te boven, wat meer is dan we kunnen zeggen van Sparta na de slag bij Leuktra.

We hoeven Plato’s visie op de Atheense bestuurders ook niet te gebruiken om moderne bestuurders mee te analyseren. De centrale sector beslaat immers tegenwoordig een onvergelijkbaar veel groter deel van de staatshuishouding dan vroeger. Daardoor heeft onze overheid naast de beleidsmakende en beleidsuitvoerende taken die ze ook het oude Athene had, tegenwoordig ook de beleidscontrolerende taken. Je kunt bomen opzetten over het functioneren van de huidige overheid, maar de vergelijking met een systeem waarin de beleidscontrole vrijwel nonexistent was, is misleidend. Ze wekt vooral verwarring in de hand. Vergelijking van een preïndustriële en een postindustriële samenleving is zelden zinvol.

Sabastian Brants Narrenschiff (1494)

Het narrenschip

Ik schrijf dit laatste omdat Plato’s allegorie zo verleidelijk is. Het schip van staat, dat bestuurd moet worden door een stuurman die de stromingen kent en weet hoe hij op de sterren moet navigeren, maar in feite wordt bestuurd door incompetentelingen, is eeuwenlang een populair motief gebleven. Ik noem de Straatsburgse humanist Sebastian Brant (1458-1521), die in 1494 een beroemde satire publiceerde, Das Narrenschiff. Ofwel Stultifera Navis. De tekst was waanzinnig populair: Jeroen Bosch’ even bekende schilderij moet binnen enkele jaren na publicatie van het boek zijn vervaardigd.

Het Narrenschip van Jeroen Bosch (c.1500)

Het door dwazen overgenomen schip van staat is sindsdien een populair motief gebleven. In onze eigen tijd is het bijvoorbeeld door Gerrit de Jager weleens gebruikt in De familie Doorzon. Hier is een geweldige cartoon van Mirjam Vissers.  En hier is een citaat op een huis aan de Zeedijk 8 in Amsterdam.

Die weltt die will betrogen syn

Wie het openbaar bestuur wil bekritiseren, heeft met de allegorie van het Narrenschip een makkelijk motief bij de hand, altijd bruikbaar en voor iedereen begrijpelijk. Misschien zelfs iets te makkelijk. Wie er gebruik van maakt zet het openbaar bestuur in één klap neer als gek geworden, en kan verder afzien van echte argumenten.

Daarmee blokkeert de allegorie misschien ons zicht op de werkelijkheid. Nuances vallen weg. Soms gedragen bestuurders zich inderdaad alsof ze stapelgek zijn, maar bij andere situaties hebben we te maken met ronduit crimineel gedrag, met de persoonlijke defecten van de bestuurders, of met pure onverschilligheid. Het gemakzuchtige gebruik van de allegorie kunnen we vanzelfsprekend Plato niet kwalijk nemen.

Tot slot

Een tijdje geleden bedacht ik: die Vierde brief van Synesios, zou hij daar spelen met de gedachte van een narrenschip? Het verhaal over een dollemansvaart langs de Noord-Afrikaanse kust met een incompetente kapitein is een van de geestigste teksten uit de Oudheid, dus u zult van de lectuur sowieso geen spijt hebben, maar de auteur kende z’n Plato en heeft ook een sleutelroman op zijn naam. Dus het zou zomaar kunnen zijn dat Vierde Brief in feite een commentaar is op het openbaar bestuur in de eerste regeringsjaren van keizer Arcadius. Maar misschien lees ik er teveel in en ben ik hier zelf de nar.

Deel dit:

14 gedachtes over “Het Narrenschip

  1. Raymond Haselager

    Het is grappig om hier even naar het zeerecht te kijken. De wet biedt daadwerkelijk mogelijkheden voor de bemanning om de kapitein uit zijn functie te zetten. Ook dat is in onze samenleving keurig geregeld.

  2. FrankB

    Vergelijkingen kunnen zo geestig zijn, omdat we er nog wel eens precies het tegenovergestelde uit kunnen halen als de bedenker ervan beoogde.

    “De eigenaar is een forse kerel, sterker dan al zijn bemanningsleden, maar een beetje doof, en hij ziet ook niet zo best, en met zijn kennis van navigatie is het niet veel beter gesteld. ”
    Niet iemand die ik als alleenheerser zou willen hebben. Sterker nog, vele alleenheersers luisterden niet naar goede raad, zagen de feiten niet zoals ze waren en hadden maar weinig benul van politiek bedrijven. De resultaten waren onveranderlijk rampzalig.
    Bovendien – de eigenaar heeft de bemanning in dienst genomen en kon blijkbaar een goede zeeman niet van een slechte onderscheiden. Nu meen ik mij te herinneren dat Plato voorstander was van de meritocratie. Hij was bovendien intelligent, dus ik sluit helemaal niet uit dat hij en democratie en alleenheerschappij de grond in wilde boren.

  3. Rob Duijf

    ‘Het schip van staat, dat bestuurd moet worden door een stuurman die de stromingen kent en weet hoe hij op de sterren moet navigeren, maar in feite wordt bestuurd door incompetentelingen, is eeuwenlang een populair motief gebleven.’

    De allegorie van Plato is zo verleidelijk, omdat deze deze de reactie oproept van beweging en tegenbeweging. Er zit echter een adder onder gras die niet onopgemerkt mag blijven.

    Waarom hebben we behoefte aan leiderschap, aan richting? Waarom timmeren we de maatschappij dicht met wet- en regelgeving die we vervolgens proberen te ontduiken, te omzeilen en te negeren? Hoe komt het dat wanneer ergens het gevestigde gezag wegvalt, er chaos uitbreekt? Komt die wanorde uit de lucht vallen, of is deze er altijd geweest en proberen we deze te beteugelen door artificiële orde aan te brengen en te handhaven?

    De maatschappij is wat wijzelf zijn. Het is het product van ons handelen. De kwaliteit van ons handelen wordt bepaald door de kwaliteit van ons bewustzijn. Dus als wij een chaotische, stuurloze maatschappij creëren, dan kan dat alleen maar, omdat we zelf stuurloos en chaotisch zijn. Daarom hebben we behoefte aan richting en leiderschap.

    De ideologieën – politiek, godsdienstig of anderszins – die ons die richting moeten geven zijn evenzeer producten van hetzelfde chaotische, stuurloze bewustzijn. De leiders die we kiezen om ons de weg te wijzen, hoe intelligent, competent en oprecht ze ook mogen zijn – pas op, in het Land der blinden is Eénoog koning! – zijn mensen zoals u en ik en net zo gebonden aan dezelfde psychologische mechanismen als ieder ander.

    Dat zou te denken moeten geven! Als we geen besef hebben van onze eigen innerlijke kwaliteit, dan gedragen we ons als een schip zonder navigatiemiddelen, hetzij individueel danwel collectief.

    Wat is het mechanisme in ons dat die wanorde veroorzaakt? Ik weet het, ik val in herhalingen, maar ik zal het blijven zeggen tot ik er bij neerval: dat mechanisme is ons veelgeprezen denken: wat we enerzijds praktisch nodig hebben, hangt ons anderzijds psychologisch als een molensteen om de hals. Het denken verdeelt. Waar verdeeldheid is, is chaos. Onze innerlijke chaos manifesteert zich door ons handelen en creëert zo de maatschappij, dat culturele gedrocht dat we onze wereld noemen.

    Wanneer we dat mechanisme echter doorzien, als we ook maar even de urgentie zouden voelen en de moeite zouden nemen om het zelf te onderzoeken, te observeren, inzichtelijk te maken, dan brengt dat inzicht orde. Wie zodanig in orde is, heeft geen richting, geen leiderschap nodig.

  4. Ik vraag me af of Plato het Spartaanse systeem hoger had zitten dan het Atheense. Volgens mij was het Spartaanse systeem geen autocratie, maar daarbij is de autocratie in de rangschikking van Plato een staatsvorm die nóg lager staat dan de democratie.

    De allegorie is naar mijn idee dan ook niet zozeer een kritiek op de Atheense politiek van de dag. Tenslotte beschrijft hij de glorietijd van Athene van voor zijn tijd ook niet als zodanig, maar vond hij dat een decadente tijd waarin juist de kiem al lag van wat er later mis ging: een hebzucht en roofzucht die wel moest leiden tot conflicten. De kritiek betreft een democratie als model, en hier dan met name de manier waarop men in een democratie zijn leiders kiest, en met welke criteria. Hoewel ik een democraat in hart en nieren ben, vind ik het nog steeds een heel uitdagende kritiek.

    Plato zou denk ik echter raar hebben staan kijken als hij zou horen dat we onze samenleving een democratie zouden noemen. Niet alleen is onze democratie inderdaad ingekaderd in een rechtsstaat, daarbij zou hij denk ik onze samenleving eerder classificeren als een mengeling van een democratie, een oligarchie, en een aristocratie.

    Het is inderdaad wel grappig om de allegorie te leggen op de situatie nu: de politici hebben mooie dingen beloofd die ze soms niet eens waar kunnen maken. Nu proberen ze elkaar ervan te overtuigen wie het best geschikt is te besturen en daarbij worden nauwelijks argumenten gebruikt die teruggaan op kennis en kwaliteit, terwijl het schip stuurloos is. En je kan zeker stellen dat dit het gevolg is van juist het democratische element in ons systeem. Je zou daarbij kunnen zeggen: gelukkig vaart ons schip wel door, maar dat komt dan toch juist door de minder democratische elementen van ons systeem – door ambtenaren en rechters, die benoemd zijn in een selectie op kwaliteit … precies zoals Plato bepleitte dat je politici zou moeten selecteren op kwaliteit.

    1. Frans Buijs

      Ik betwijfel of de slachtoffers van de toeslagenaffaire daar ook zo over denken. Die hebben waarschijnlijk meer waardering voor politici als Pieter Omtzigt en Renske Leijten dan voor de ambtenaren en rechters die hen in de kou lieten staan.

      1. Terecht punt, zeker. We hebben gezien dat ook het systeem kan falen. Aan de andere kant kan je ook zeggen dat rechters en de ombudsman machteloos gemaakt waren door slechte regelgeving die de kamer instelde. De combinatie van een systeem van fraudejagen en terugvorderingen moest wel tot deze misstanden leiden. Of je kan zeggen dat er kennelijk iets mis gaat in onze manier van selecteren.

        Ik ben het overigens niet met Plato eens hoor: ik denk dat democratie een belangrijke eigenschap is voor een politiek systeem om draagvlak te garanderen. Zonder kan het besturen van een volk volgens mij uiteindelijk nooit goed gaan.

        1. Rob Duijf

          ‘(…) ik denk dat democratie een belangrijke eigenschap is voor een politiek systeem om draagvlak te garanderen. Zonder kan het besturen van een volk volgens mij uiteindelijk nooit goed gaan.’

          Maar dat draagvlak is instabiel, omdat het geen eenheid vormt, Kees! Het is een zeer wankel, precair evenwicht, dat gemakkelijk kan doorslaan. Dat is al vele malen gebeurd in de geschiedenis van de parlementaire democratie en het kan zo weer gebeuren. Dat is inherent aan het systeem.

          Is de parlementaire democratie de hoogst haalbare bestuursvorm en is de samenleving daarmee uitgeëvolueerd? Of is het mogelijk een samenleving te vormen met een werkelijk stabiel fundament dat niet is verdeeld in politieke stromingen en partijen; een samenleving die zich niet voortbeweegt langs conflicterende ideologische lijnen? En wat is daar voor nodig?

          Dat is geen utopische vraagstelling, geen idealistische projectie op een schimmige toekomst, maar een vraag die voortkomt uit het feit dat we verdeeld zijn. Waar verdeeldheid is, is onvermijdelijk tegenstelling en dus conflict. Nu is dat iets dat al duizenden jaren geworteld is in ons bewustzijn. Het is een gewoonte die zo diep is verankerd, dat we ons niet eens afvragen of het ook anders kan. We weten niet beter dan dat het zo hoort.

          De wereld die de mensheid tot op heden heeft voortgebracht is op alle niveaus verdeeld, met als kleinste eenheid het individu, de manifestatie van het ego. Daar ligt het antwoord op de vraag, want we zijn zelf het product van verdeeldheid. Dus als we ons serieus afvragen of eenheid mogelijk is – en dat is urgenter dan ooit! – waarmee we een einde maken aan het conflict, dan zullen we om te beginnen een einde moeten maken aan de verdeeldheid in onszelf. Dat betekent wel dat we in de eerste plaats zullen moeten beseffen dat we innerlijk verdeeld zijn.

          Wat eenheid werkelijk is, weten we niet; we hebben geen flauw benul. Wat verdeeldheid is weten we wel, we hoeven alleen maar naar onszelf te kijken. We denken dat we anders zijn dan de anderen; we willen graag uniek zijn, enig is onze soort, maar die gedachte is verbeelding, illusie. We functioneren volgens dezelfde psychologische mechanismen. Dat is een feit dat door wetenschappelijk neuro-biologisch gedragsonderzoek wordt onderbouwd. Omdat we ons innerlijk afscheiden van de ander, creëeren we conflict en angst en zoeken we verbinding met gelijkgestemden. Dat is gecultiveerd tribalisme.

          Als we die illusie doorzien, is dat het einde van de verdeeldheid. Dat betekent dat ons bewustzijn radicaal verandert, omdat we direct een einde maken aan een mechanisme dat ons al duizenden jaren verdeeld houdt. Natuurlijk moet een complexe samenleving worden georganiseerd, maar organisatie – samenwerking – krijgt een totaal andere betekenis in een samenleving die geen ideologische, maar een werkelijke eenheid vormt.

          Misschien kun je dat wel ‘democratie 2.0’ noemen. We moeten ergens beginnen en het dichtstbij zijn we zelf. Dat inzicht verandert de maatschappij van binnenuit, omdat het niet langer door de een aan de ander wordt opgelegd.

          1. Wat een mooie gedachte, en inderdaad, we zijn ook innerlijk verdeeld. Het is de kracht van de Staat van Plato, dat hij dat juist ook beschreef (misschien wel als eerste): de tegenstrijdige krachten binnen het individu. De manier waarop binnen een individu de tegenstrijdige verlangens en motieven worden geordend en gerangschikt, spiegelt hij hoe dat in verschillende samenlevingen gaat. Zo heb je het “democratische menstype” die zich laat regeren door zijn emoties. De hedonistische mens die vrolijk fladderend door het leven gaat en weinig richting heeft.

            Ik denk dat het de kunst van de politiek zou moeten zijn om overkoepelend belang te ontdekken en te gebruiken. Denken op lange termijn en in algemene termen.

            Ik vind ons systeem verre van volmaakt. Echt heel democratisch is het ook niet. Ik denk dat rechtstreekse inspraak inzake onderwerpen veel beter zou zijn, hoewel een referendum als het slecht georganiseerd wordt een ramp is (eigenlijk vind ik alle grote referenda die we kenden slecht georganiseerd: in het kort wisten mensen telkens bij minstens één alternatief niet waar ze op stemden). Ik denk ook dat ons coalitiesysteem nogal wat nadelen heeft. Enfin, er valt veel te verbeteren, en de vraag hoe is nog niet zo eenvoudig.

            Maar ik denk wel dat een democratie nodig is om te garanderen dat politici blijven luisteren naar degenen die ze dienen (het volk). Geef ze het recht niet te luisteren, en naar verloop van tijd verliezen ze ook de interesse daarvoor.

            1. Rob Duijf

              Daar valt veel voor te zeggen, Kees. Als is het maar omdat wij de vrijheid hebben deze gedachten met elkaar te wisselen. Maar laten we niet achterover leunen en onze ogen sluiten voor onze beperkingen en denken dat het zo allemaal wel goed is, want dat is het niet. We spelen met vuur. Het vraagt om een radicaal andere benadering van de ingrijpende problemen waarmee we worden geconfronteerd en die schreeuwen om oplossing.

              Is het mogelijk om vrij te zijn van welke ideologische beperking dan ook? Welke geestesgesteldheid is daar voor nodig? Het is juist het vermogen om te betwijfelen dat de openheid biedt voor verandering. Veranderen betekent het oude loslaten om het nieuwe toe te kunnen laten. Wat weerhoudt ons?

              Het doorbreken van routines, van gewoonten, dus van conditionering is eng; het geeft een gevoel van onveiligheid in het brein, daar waar vasthouden aan het oude ons juist een gevoel van vertrouwdheid geeft. Dat is alleen maar een kwestie van hersenchemie. Daarom zijn we eerder geneigd tot behoudendheid, tot conservatisme. Maar alleen uit verandering komt iets nieuws voort, d.w.z. iets dat er eerder nog niet was. Inherent aan het nieuwe is dat het geen zekerheid biedt. Nooit.

              Verandering is niet het geleidelijke proces van het binnen vastgestelde kaders wijzigen van het ene in het andere, zoals we een stappenplan uitstippelen, zodat we het gewenste doel – realistisch, dan wel idealistisch – op een bepaalde termijn in de toekomst zullen bereiken.

              Integendeel. Verandering is radicaal. Je verandert nu of je verandert niet. Morgen bestaat alleen in onze verbeelding en in onze agenda.

      2. FrankB

        Helemaal niet zo’n terecht punt. Ook de slachtoffers van de toeslagenaffaire en vergelijkbare schandalen zijn slim genoeg te beseffen dat ambtenaren beleid uitvoeren dat door politici is bepaald. Precies daarom waarderen ze Omtzigt en Leijten (en is met name Hoekstra een blunderaar).
        Wie de moeite neemt – zoals ik – om de betreffende wetgeving te lezen en deze koppelt aan de beroemde zelfredzame burger begrijpt al gauw waar dit op uit draait. Uitkeringstrekkers (dus inclusief zij die toeslagen ontvangen) zijn per definitie onbetrouwbaar en dienen door de sociale recherche liefst non-stop in de gaten te worden gehouden. Want het rendeert 1000 Euro uit te geven om (al dan niet vermeende) fraude van 100 Euro op te sporen.
        Ik denk niet dat Plato destijds een dergelijke politieke cultuur voor ogen had.

        “ik denk dat democratie een belangrijke eigenschap is ”
        Hieruit kunt u niet concluderen dat u het met Plato oneens bent. Atheense democratie zoals door hem bekritiseerd leek niets op wat wij democratie noemen, die representatief geacht wordt te zijn. Het percentage hoog opgeleiden in de Kamers en regering is veel en veel hoger dan het landelijk percentage. Volgens mij zou Plato het meritocratische karakter hiervan best hebben kunnen waarderen.
        In feite illustreert u nou net wat JonaL schrijft:

        “We hoeven Plato’s visie op de Atheense bestuurders ook niet te gebruiken om moderne bestuurders mee te analyseren.”
        Want dat is geen appels met peren vergelijken, maar appels met stoomboten.

        1. Het was niet alleen de wetgeving, maar ook de cultuur die daaruit is ontstaan. Ik noem het punt terecht, omdat je zou kunnen stellen dat in een systeem waarin mensen geselecteerd worden op kwaliteit, je kan verwachten dat er aan de alarmbel getrokken wordt als er iets mis gaat. Uit het onderzoek naar de toeslagenaffaire blijkt ook dat rechters en ambtenaren hier faalden. (Edit: en dan is het fijn vertegenwoordigers te hebben die dat aan de bel trekken alsnog doen.)

          Inderdaad is deze bestuurscultuur bewijsbaar contrair aan wat Plato voor ogen zou hebben gehad, omdat hij in de Staat keer op keer benadrukt dat de ideale samenleving wat hem betreft de neiging weerstaat om voor iedere uitzondering een nieuw regeltje te bedenken.

          Het ging mij echter niet om de kwaliteit van ons apparaat en wetgeving, maar om het feit dat onze samenleving niet voldoet aan het Platoonse beeld van een democratie, juist omdat die is ingekaderd door een rechtsstaat en voor een groot deel functioneert via ambtenaren die niet gekozen worden, maar geselecteerd op kwaliteit. Dat er aan die selectie en rechtsstaat wat mankeert spreekt niet tegen dat het verschil er is.

          In de Staat (ik heb het boek niet alleen gelezen maar ook uitgebreid bestudeerd) vaart Plato niet uit naar de democratie van zijn tijd, maar naar het principe dat leiders geselecteerd worden door middel van stemmen (populariteit). In zijn ideale Staat worden leiders niet gekozen, maar geselecteerd door middel van het al dan niet succesvol doorlopen van een levenslange opleiding.

          Plato verzette zich tegen het hele idee om bestuurders te kiezen. Daarin ben ik het met hem oneens, want ik denk dat het democratische proces de manier is om draagvlak voor wat leiders doen te garanderen. Bovendien hangt zijn visie aan de overtuiging dat er een objectief goed is, dat rationeel benaderbaar is. Ik denk niet dat er zo’n objectief goed bestaat.

          Deze discussie is zo bezien natuurlijk van toepassing op iedere situatie waarin leiders gekozen worden, of dat nu een stadsstaat of een modern land betreft.

Reacties zijn gesloten.