
[Dit is het derde van acht stukjes over het Ardennenoffensief, dat vandaag zeventig jaar geleden zijn grootste uitbreiding kende. Het eerste stukje is hier.]
Het Ardennenoffensief kón niet lukken. Het strategische doel, een afzonderlijke vrede met de westerse mogendheden, was niet haalbaar: Churchill en Roosevelt hadden afspraken met Stalin dat de oorlog zou doorgaan tot Berlijn was ingenomen en bovendien was de strategische zwakte van de westelijke Geallieerden, hun te lange aanvoerslijn, in oktober en november weggenomen. Het operationele doel, Antwerpen, was nauwelijks haalbaar. Dat de tactische doelen van Herbstnebel onhaalbaar waren, was, zoals we zullen zien, binnen een dag duidelijk.
Niet dat de Geallieerden vol vertrouwen de vijand konden opwachten. Een week lang belette het slechte weer de inzet van vliegtuigen, waardoor de Amerikanen en Britten een belangrijke steun moesten missen. Maar boven alles: er waren te weinig Amerikaanse troepen in deze sector. Generaal Omar Bradley had gemeend dat het terrein te onbegaanbaar was voor een grootschalige Duitse aanval, hoewel de Duitsers hier toch zowel in 1914 als in 1940 een doorbraak hadden geforceerd. Een andere Geallieerde fout was dat men teveel vertrouwde op wat men meende te weten dat er in het Derde Rijk gebeurde: de Britten hadden immers de Enigma-codes gebroken waarmee de Duitsers hun radioberichten versleutelden, maar realiseerden zich niet dat hun tegenstanders inmiddels op Duitse bodem waren, waar ze gebruik maakten van gewone telefoonverbindingen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.