Rouw vóór de dood

Naima El Bezaz’ Het gelukssyndroom is niet het enige boek waarin de dood al op de eerste pagina het verhaal op gang brengt. Het onderscheidt zich echter doordat de schrijfster er geen drama van maakt. De vergelijking met De bekoring van Hans Münstermann, dat op soortgelijke wijze begint, is verhelderend. Terwijl laatstgenoemde de eigenlijke mededeling uitstelt met spanningsverhogende omtrekkende bewegingen, begint El Bezaz haar roman met het simpele

“Ik heb kanker,” zei Marit terwijl ze haar net gewassen onderbroeken opvouwde.

Waar Münstermann, alsof de dood nog niet hartverscheurend genoeg is, effect najaagt, komt El Bezaz zonder poespas ter zake. Ze heeft geen gekunstelde trucjes nodig om een verhaal boeiend te vertellen, zodat haar roman vanaf de eerste pagina overtuigt.

Het gelukssyndroom vertelt het verhaal van de Marokkaans-Nederlandse Layla, die er veel moeite mee heeft dat ze haar vriendin Marit aan de kanker zal verliezen. Ze raakt in een depressie als Marit het contact opschort omdat zij enkele dingen nog eens wil doen, alleen. De beschrijving van Layla’s inzinking is daarmee in feite een verhaal over rouwverwerking vóór de dood, en dat zou voldoende zijn geweest voor een geslaagde novelle.

El Bezaz’ boek zit echter intelligenter in elkaar: al voordat Marit het contact tijdelijk verbreekt, zijn er tekenen dat het niet goed gaat met Layla. Zo verloopt een reis naar Marokko, waar Layla de zieke óf nog eens van het leven wil laten genieten óf via hekserij wil genezen, moeizaam door Layla’s onvermogen te accepteren wat onvermijdelijk is.

Dood, vriendschap en depressie in de multiculturele samenleving: het verhaal had makkelijk een draak kunnen worden, en af en toe ontspoort het dan ook, zoals in

Ik wilde vasthouden aan mijn hoop. Ik wilde mijn dierbaarste bezit niet kwijtraken en alleen achterblijven.

Maar dit is uitzonderlijk. El Bezaz weet in de regel melodrama kundig buiten de deur te houden. Steeds als het pathetisch dreigt te worden, onderbreekt ze haar relaas met een hoofdstukje dat ‘zero’ heet; hierin becommentarieert Layla haar eigen verhaal en geeft ze aanvullende informatie. Daaruit wordt duidelijk dat altijd hoge eisen aan de jonge vrouw gesteld zijn geweest, dat ze ten opzichte daarvan wel moest falen en dat de depressie onvermijdelijk was. Layla is zo een mooi, rond karakter en het wordt ook begrijpelijk waarom het naderende einde van de vriendschap met Marit een catastrofe is.

Ook El Bezaz’ humor draagt eraan bij dat de heftige thematiek verteerbaar blijft. De beschrijving van het Sint-Nicolaasfeest door de ogen van een Marokkaans meisje is buitengewoon grappig, en hetzelfde geldt voor de episode waarin de twee vriendinnen hun eerste joint opsteken of een scène met enkele reizigers die een vliegtuig dreigen te missen.

Voeg toe dat El Bezaz prachtige, poëtische zinnen kan maken (‘een bliksemschicht spleet de wereld in tweeën’), en je begrijpt waarom Het gelukssyndroom een overtuigende roman is: de schrijfster confronteert de lezer met goede vragen, zegt daarover dingen waarover je nog eens kunt nadenken (‘Geluk wordt, denk ik, enigszins overschat’), weet mooi te formuleren en schrijft boeiend.

Ik zou de recensie op dit punt kunnen beëindigen, en normaal gesproken zou ik dat ook hebben gedaan, met hooguit nog een grom over de uitgeverijmedewerker die op de flaptekst schreef dat de roman autobiografische elementen bevat. Ik zou dan hebben opgemerkt dat het irrelevant is of een verhaal teruggaat op iets wat de auteur heeft meegemaakt. Boeken zijn boeiend of saai, de thematiek is relevant of gratuit, en verder is er niets. Auteurs moeten zwijgen over zichzelf.

Ik denk echter dat het – bij wijze van uitzondering – goed is toch een enkel woord te besteden aan de relatie tussen auteur en boek. El Bezaz voegt aan haar boek namelijk een naschrift toe waarin ze haar eigen depressie beschrijft en uitlegt dat depressie een ziekte is die iedereen kan treffen, en dat er hulpverleners zijn. Niet zonder reden eindigt het boek met een verwijzing naar de website van het Fonds Psychische Gezondheid. De maatstaf waaraan El Bezaz’ boek moet worden gemeten is dus niet alleen of het boeiend en relevant is, maar ook of ze erin is geslaagd de aandoening inderdaad uit de taboesfeer te halen. Dat kan alleen de tijd leren, maar El Bezaz heeft met Het gelukssyndroom een goede roman heeft afgeleverd waarmee ze hopelijk kan bijdragen aan de bewustzijnsverandering.

Kortom, El Bezaz slaagt op alle fronten. Wie na Het gelukssyndroom meer wil weten over de ziekte waarvoor ze in het naschrift de aandacht vraagt, kan terecht bij Andrew Solomon’s The Noonday Demon (non-fictie).

[Deze recensie verscheen eerder op Recensieweb.]

Deel dit: