Literatuur
- Leuze, O., 1909, Die römische Jahreszählung (Tübingen)..
- Mommsen, Th., 1903, ‘Das neugefundene Bruckstück der capitolinischen Fasten’ in: Hermes 38, 116-124.
- Soltau, W., 1889, Römische Chronologie (Freiburg im Breisgau).
Noten
- Dit is natuurlijk alleen waar zolang studenten de tijd krijgen om zich met alle soorten informatie vertrouwd te maken. Dat dit sinds de invoering van de Tweefasenstructuur in 1982 niet langer het geval is, terwijl de oudheidkunde uitgerekend nu wordt gezegend met een archeologische data-explosie, vergroot de noodzaak goede selectiecriteria te formuleren. Vgl. Jona Lendering, ‘Verkokerde vakgebieden’, in: Archeobrief 15/1 (2011), 14-17.
- Namelijk het synchroniseren van de maan- en zonnekalender, wat alleen belangrijk was voor Babylonische astronomen en mensen die paasdata te berekenen hadden: joden en christenen.
- Ter vergelijking: de chronologie van de laat-Seleucidische koningen is gebaseerd op de aantallen stempelkoppelingen van de munt van Antiochië: alleen een koning die lang heerst, kan lang munten slaan en is bekend met veel verschillende stempelkoppelingen. Het blijkt moeilijk de relatieve regeringsduur, die we wel kennen, uit te drukken als concrete regeringsjaren. Zie voor deze materie het methodisch innovatieve artikel van Oliver Hoover, ‘A Revised Chronology for the Late Seleucids at Antioch (121/0-64 BC)’, in: Historia 65 (2007) 280-301.
- Livius 10.47 (292/291 v.Chr.), 10.39 (293/292 v.Chr.), 10.32 (294/293 v.Chr.) en 10.22 (295/294 v.Chr.).
- Zie voor deze materie A. Drummond, 1978, ‘The Dictator Years’, in: Historia 27, 550-572.
- Plinius de Oudere, Natuurlijke historie 7.157.
- Livius 7.22 en 9.41.
- Livius 7.28.
- Dit is nog altijd het geval, ondanks de recente vorderingen op dit terrein Tom Boiy, High, Middle and Low. A Chronology of the Early Hellenistic Period (2007, Frankfurt am Main).
- Polybius 1.6.1-2; vgl. Diodorus 14.110-117.
- Livius 4.52. Een van degenen die voor een raadsel stond, was commentator R.M. Ogilvie, A Commentary on Livy, Books 1-5 (1965, Oxford) 614.
- Livius 4.25.
- Diodorus 15.75.1.
- Pictor, fr.23 (Beck/Walter).
- Polybius 2.18.6.
- Misschien zijn triomfboog.
- Livius 8.24.
- Zie bijvoorbeeld S.P. Oakley, A Commentary on Livy, Books VI-X. Volume I: Introduction and Book VI (1996 Oxford), 102-104.
- Justinus, Uittreksel van de ‘Geschiedenis’ van Pompeius Trogus 20.5.
- Ook in 4.20.5-11 weigert Livius een geschiedkundige uitleg van Augustus voor zijn rekening te nemen.
- Ik heb de materie behandeld in de inleiding van de recente Nederlandse vertaling: Vincent Hunink, Velleius Paterculus. Van Troje tot Tiberius. De geschiedenis van Rome (2011, Amsterdam) 25-27.
- Tacitus, Annalen 15.41. De berekening gaat het beste als we uitgaan van een verwoesting van Rome in de zomer van 386 v.Chr.: 414 jaren, maanden en dagen levert een rest op van 55 dagen; wie uitgaat van 390, moet het doen met 418 jaren, maanden en dagen en een rest van 78 dagen.
- Tacitus, Annalen 4.34; Livius, Periochae 121.1.
- Dit gebeurde bijvoorbeeld in een handboek als A.E.R. Boak en W.G. Sinnigen, A History of Rome to A.D. 565 (1921, 1965[5]; New York en Londen).. Met dank aan Bert van der Spek, die me hierop attendeerde.