Geen recensent begint totaal onbevooroordeeld aan een boek. Als je weet dat de kanker een auteur heeft gedwongen zijn roman onvoltooid te laten, als je weet dat de schrijver maar zestig is geworden, hoop je stiekem dat zijn laatste boek een meesterstuk is. Onvoltooidheid hoeft geen bezwaar te zijn, zoals het nagelaten werk van Chrétien de Troyes en Franz Kafka bewijst. Ik zou graag hebben geschreven dat Kruithofs Contrabande in deze categorie valt, maar helaas is dat niet zo. Je blijft niet achter met het idee dat het een meesterwerk had kunnen zijn als de auteur tijd van leven gegund zou zijn geweest.
Eén probleem is dat deze historische roman een valse start maakt. Het eigenlijke verhaal begint als Claes, een boer uit het zeventiende-eeuwse Mijnsheerenland, in Den Haag een legaat uit het testament van zijn vader uitbetaalt aan een herbergier, die net zo min als Claes weet waaraan hij de honderd guldens te danken heeft. Het tafereel trekt de aandacht van een Franse toneelspeler, en al snel is Claes met zijn nieuwe vriend op reis naar het zuiden. De lezer is natuurlijk geïnteresseerd waarom Claes’ overleden vader de herbergier zoveel geld heeft nagelaten en menig romanschrijver zou deze nieuwsgierigheid hebben uitgebuit om de spanning op te voeren. Pas aan het einde zou hij de lezer hebben laten ontdekken hoe deze vork in de steel zat.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.