Herseninfarct

En dan ineens heb je een leuk buurmeisje. De oude vrouw die altijd in het appartement tegenover het mijne had gewoond, was naar een bejaardenhuis vertrokken en op een mooie zaterdag diende Ella zich aan. Studente. Spring in ’t veld. Met haar moeder stond ze haar nieuwe kamers schoon te maken en te schilderen. “Bij haar moet alles rood zijn,” deelde die moeder mee toen ik me kwam voorstellen en een fles drank afgeven. En inderdaad, Ella schilderde alles rozerood.

Ik zou liegen als ik schreef dat we vrienden werden. De studente leidde een compleet ander leven dan de veertiger die een kwart van zijn tijd rondhing in landen als Syrië en Libië. Ik zou echter ook liegen als ik schreef dat onze werelden volledig gescheiden waren, want we kwamen elkaar regelmatig tegen op de gedeelde trap. Ze leende een ovenschaal, ik nam een oude telefoon (rood) van haar over. We hebben wel eens samen een toiletdeur geforceerd die op miraculeuze wijze aan de binnenkant vergrendeld was geraakt. Zonder me te willen rekenen tot Ella’s intimi: ik kende de hoofdlijnen van haar bestaan – haar studie, dat ze veel sportte, haar werk als sportinstructrice, waar ze op vakantie ging.

En ik wist dat ze in de zomer van 2007 werd getroffen door een herseninfarct.

Daarover heeft ze nu een boek geschreven: ’t Kan altijd erger. Een kroniek in proza en poëzie van een medische crisis die het leven van een jonge vrouw volledig op de kop zet. Toen ik begon te lezen was ik even bang voor een voyeuristische ervaring, omdat ik zou vernemen wat destijds lag in de sfeer van Ella’s privacy, maar vreemd genoeg is het vooral een leuk boek.

Deels komt het doordat het speels is geïllustreerd (door Kim van der Heijden), waardoor het verhaal nooit zwaar op de hand wordt. Deels ook doordat Ella een scherpe observator is van menselijk gedrag. Ze had destijds aan een of twee zinnen genoeg om mensen te typeren (en eventueel volkomen af te branden) en schrijft nu even kritisch over zichzelf (“ik zelf heb namelijk über wijsheden in pacht”). Dat houdt het verhaal draaglijk. Ze zwelgt niet in zelfmedelijden en vertelt eerlijk dat ze voor haar vrienden en familie soms onuitstaanbaar moet zijn geweest.

Overigens niet door dat herseninfarct zelf. Het is meer dat die een keerpunt vormde in het leven dat ze tot dat moment had geleid: de zelfverzekerde jonge vrouw wist zich van de ene dag op de andere geen raad meer met zichzelf. Beproefde strategieën om stress af te reageren – sport en kroeg – werken niet langer. Het wordt er niet beter op als artsen niet meteen de oorzaak van de problemen kunnen vaststellen en Ella enige tijd van het kastje naar de muur sturen.

Ze wordt opgevangen door familie en vriendinnen, maar Ella observeert messcherp dat die ook hun eigen strategieën hebben. Haar vader, die de empirische medische werkelijkheid ziet en inschat dat alles goed zal komen, heeft niet goed door dat zijn dochter vooral bang is; de vriendschap met een kroegmaatje loopt ten einde wanneer deze haar mededogen niet meer op Ella kan uitleven.

Mijn omgeving is geschrokken maar begint ook een beetje immuun te worden voor Ella en haar complicaties. Ik begin te merken dat dit proces van iedereen een lange adem vraagt, en niet iedereen is een duursporter.

Juist als ze denkt dat ze volkomen geïsoleerd is en zich stoort aan de oppervlakkigheid van mensen wier leven probleemloos lijkt voort te kabbelen, dient zich een nieuwe vriend aan, en in de nieuwe relatie weet Ella haar in stukken gevallen leven opnieuw op te bouwen.

Maar opnieuw: dat gaat met vallen en opstaan. Deels om medische redenen: als reactie op haar medicatie ontwikkelt Ella het Stevens Johnson-syndroom, een nare aandoening. (Dit deel van haar verhaal kende ik niet en schokte me.) Deels ook doordat Ella’s vriendinnen afhaken, doordat de contracten met de sportscholen waar ze werkte niet worden verlengd en doordat ze zich met karakteristiek alles-of-niets-enthousiasme stort op haar studie. De opgebouwde frustraties leiden tot een stevige relationele crisis, die uiteindelijk overwonnen wordt, zodat het boek een vrolijk einde heeft.

Kortom, een verhaal als een roetsjbaan. In een schrijfstijl die al even beweeglijk is. Een verhaal ook dat in andere vormen al honderdduizend keer is verteld: persoon heeft comfortabel leven, maakt X mee, wordt geconfronteerd met zichzelf, ontmoet Y en hervindt zichzelf. Een romantisch sjabloon. Toch is ’t Kan altijd erger niet het zoveelste kant-en-klaar-verhaal met een rozerood einde. Daarvoor schuurt het te vaak en is Ella’s kritiek op anderen en zichzelf te raak.

Voortdurend probeert ze te doorgronden door welke belangen mensen worden gedreven, hoe hulpvaardig gedrag kan voortkomen uit eigenbelang en hoe liefde kan leiden tot pijn. Een eenduidig antwoord is er uiteraard niet, maar Ella is merkbaar geïnteresseerd in alle vormen van menselijk gedrag en ik moest meer dan eens denken aan een opmerking die ze ooit maakte over haar vriend T.: “Ik moet in zijn hoofd kijken, wil begrijpen hoe hij denkt.” ’t Kan altijd erger gaat in feite niet over een herseninfarct, maar over wat het is mens te zijn.

Deel dit:

Een gedachte over “Herseninfarct

  1. zoi1

    Dapper meisje lijkt me. En dan ook wel weer fijn dat ze een buurman heeft die zo’n mooie recensie kan schrijven op haar boek.

Reacties zijn gesloten.