Romeinse cijfers: IIII, IIIIII, VIIII, XIIX

Grafsteen van Marcus Caelius van het Achttiende Legioen (tweede regel; Rheinisches Landesmuseum, Xanten).

Vroeg of laat maken we allemaal kennis met de Romeinse cijfers: I, V, X en zo voort. We leren dat de cijfers 4 en 9 worden gevormd door een I te plaatsen voor een V of een X. De 6 en de 11 maken we door de I na de V dan wel X te plaatsen.

De Romeinen zelf kenden zulke Romeinse cijfers niet. Hieronder heeft u een vier (IIII) uit Sirmium, een zes (IIIIII) uit Narona en een negen (VIIII) uit Porec, hierboven een heel mooie achttien (XIIX) uit Xanten.

Grafsteen van Petrus en Victorinianus uit Sirmium. Laatstgenoemde werd volgens de twee laatste regels vier jaar, zeven maanden en vijftien dagen (Museum Sremska Mitrovica).

Grafsteen van Moranus, soldaat van het Negende Legioen Hispana (vierde regel van onder; ingemetseld in de stadspoort van Motovun)
Deze inscriptie uit Narona vermeldt een vrijgelaten slaaf die blijkens het nummer middenin lid was van een “college van zes” (Museum van Vid).
Deel dit:

12 gedachtes over “Romeinse cijfers: IIII, IIIIII, VIIII, XIIX

  1. HansR

    Getaldialecten. Doet me denken aan bv het quatre vingt dix (90) in het officiële Frans en het nonante in het Noord-Frans / Waals / Zwitsers-Frans

    1. Ja, dat had ik wel kunnen noemen. Op de Britse eilanden schreven ze VIIII als IX. En ik ken genoeg VIs om te weten dat IIIIII niet gebruikelijk is. Ik vermoed dat IIIIII en XIIX zijn gekozen om het elegante beeld in een monumentale tekst. Meer kaligrafie dan communicatie.

  2. henktjong

    In de late middeleeuwen schreef men in Holland de 4 en de 9 ook als IIII en VIIII. En natuurlijk ook XIIII en XVIIII, etc.

  3. XIIX werd natuurlijk ook uitgesproken als “duodeviginti”, ’twee van twintig vandaan”. De spelling XIIX is dan eigenlijk logischer dan de spelling XVIII, die op haar beurt weer beter met het laat-klassieke “octodecim” te rijmen valt, en uiteraard met “dix-huit” en verwanten.

  4. Theo Joppe

    Het grappige is dat deze zogenaamde ‘regel’ over de Latijnse notatiewijze van getallen heel recent moet zijn. Tot diep in de zeventiende eeuw schreef men bij (edities van) Neo-Latijnse teksten rustig IIII, of VIIII. Nu denkt de gemiddelde gymnasiast dat de ingewikkelde notatie zo hoort, maar dat zou best wel eens kunnen berusten op neo-classicistische schoonpoetserij (om het zo maar eens uit te drukken). Zoals zo vaak bij het ‘levende’ Latijn: ze deden maar wat…

    1. Ik denk ook dat het een zeer recente “regel” is. Ik dacht aan de Renaissance, toen ze alles nog ontdekten en makkelijke patronen bedachten. Je moet ergens beginnen met je kennis systematiseren. Een ander voorbeeld is dat de Twaalf Olympische Goden belangrijk zouden zijn, wat misschien officieel zo was maar in de praktijk niet zo heel erg zo was.

      1. Theo Joppe

        Nou Jona, misschien ligt de codificatie van de notatiewijze nog prozaïscher, bedenk ik me opeens: loodzetters hielden niet van te veel dezelfde karakters op één pagina — dan was in dit geval hun ‘i’ bakje snel leeg, en dan moest er weer gegoten worden. Vandaar dat misschien de notatiewijze voor grote getallen ook stilzwijgend werd ingevoerd voor kleinere.
        Het was allemaal verschrikkelijk handwerk, en dat is al bijna vergeten. Toen ik begon bij een uitgeverij was er nog een handzetterij voor Chinees: 40.000 karakters in bakjes, “en als het moeilijk wordt maken we het zelf”. Dat is nog niet heel lang geleden…

Reacties zijn gesloten.