De joodse Diaspora (2)

Joods grafschrift uit Rome (Museo nazionale delle terme, Rome)

In het vorige stukje noemde ik de plaatsen waar aan het begin van de jaartelling Joden leefden. Dat was eigenlijk in de hele antieke wereld.

Variatie

Het gaat om groepen wier interne autonomie door het Romeinse Recht werd erkend, wat ook logisch was, want men kon alleen leven naar de eigen regels als de rest van de stedelijke gemeenschap daar een beetje rekening mee hield. Flavius Josephus biedt een opsomming van de rechten die Julius Caesar in een dozijn steden verleende aan de Joodse minderheden.

Ik gebruik tot nu toe de hoofdletter J, want tot nu toe ging het nauwelijks om religie. Maar de verspreiding van het volk betekende wel dat variatie ontstond in de joodse godsdienstige gebruiken en ideeën. Er waren allerlei afwijkingen van wat in het moederland gangbaar was. Er zijn bijvoorbeeld aanwijzingen dat Diaspora-Joden tijdens de sabbat vastten, wat mogelijk een manier was om in een overwegend niet-Joodse omgeving de spijswetten en sabbatsrust enigszins in acht te nemen. Later zou men in Rome het paaslam slachten zoals men dat in Jeruzalem had gedaan toen de tempel er nog stond, hoewel deze gewoonte in Judea was afgeschaft.

Lees verder “De joodse Diaspora (2)”

De joodse Diaspora (1)

De synagoge van Sardes, een belangrijk centrum in de Diaspora

Binnenkort is het Pinksteren en ongetwijfeld zal in de kerken een beroemde passage worden voorgelezen uit de Handelingen van de Apostelen. Context: het is de tijd van het Wekenfeest en de Heilige Geest daalt in Jeruzalem neer op Jezus’ leerlingen, die voortaan in alle talen van de wereld kunnen spreken – een omgekeerd Babel. De omstanders zijn verbaasd:

“Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? Parthen, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Cappadocië, mensen uit Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Kyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben, Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.”noot Handelingen 2.7-11; NBV21.

Lees verder “De joodse Diaspora (1)”

Het einde van de Oudheid

Toen Romulus Augustulus in 476 werd afgezet, was Julius Nepos nog steeds de officiële keizer van het West-Romeinse Rijk (Bodemuseum, Berlijn)

Het handboek van Luuk de Blois en Bert van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, eindigt met een beschouwing over het einde van de Oudheid. Die begint met de opmerking dat het een onmogelijke taak is het einde van het behandelde tijdperk te markeren. Elke periodisering, zo schrijven de auteurs, heeft immers iets onnatuurlijks. Ze geven ook aan dat het jaartal 500 na Chr. alleen maar de gewoonlijke keuze is, en behandelen dan diverse mogelijkheden.

Politiek en religie

Wie kijkt naar de politiek, kan kiezen voor het einde van het Romeinse Rijk, maar dan deugt 500 niet. In plaats daarvan zou je 1453 moeten kiezen, als Mehmet de Veroveraar de laatste Romeinse hoofdstad Constantinopel inneemt. Het einde van het West-Romeinse Rijk in 476 is ook al een rare keuze, schrijven de auteurs, want feitelijk stelde dat politiek al een tijdje niet meer zo veel voor, terwijl de ideologie van de ene wereldheerser nog bleef bestaan. Dus wat wilde het afzetten van Romulus Augustulus zeggen? De Arabische veroveringen in de zevende eeuw vormden volgens de schrijvers wél een belangrijke politieke breuk. Ze geven althans geen redenen waarom het belang van dit proces genuanceerd zou moeten worden. Ik denk: terecht.

Lees verder “Het einde van de Oudheid”

Jona en de pompoen

Jona onder de wonderboom (Sarcofaag, Römisch-Germanisches Zentralmuseum, Mainz)

Het bijbelse verhaal van Jona en de walvis was al heel populair onder de eerste christenen. Het is een zeer beeldend verhaal, dat samenhangt met de idee van de wedergeboorte, een belangrijk christelijk thema. Aangezien veel christenen uit eenvoudige milieus kwamen, konden zij niet lezen, en kenden zij de Bijbel alleen mondeling of van afbeeldingen. Mozaïeken, sarcofagen en muurschilderingen beelden vaak het verhaal uit van Jona die door een grote vis werd opgeslokt en uitgespuwd. Af en toe wordt hij echter ook zittend of liggend onder een prieel afgebeeld. Dit deel van het verhaal is minder bekend en heeft betrekking op de volgende bijbelverzen:

Nadat Jona Nineve had verlaten, was hij aan de oostkant van de stad gaan zitten. Hij had er een hut gemaakt om in de schaduw af te wachten wat er met de stad zou gebeuren. Nu liet de HEER God een wonderboom opschieten om Jona schaduw boven zijn hoofd te geven en zijn ergernis te verdrijven. Jona was opgetogen over de boom. Maar de volgende morgen, bij het aanbreken van de dag, liet God de boom door een worm aanvreten, zodat hij verdorde.noot Jona 4.5-7; NBV21.

Lees verder “Jona en de pompoen”

Hoe bouw je een aquaduct?

Zaghouan, begin van het aquaduct van Karthago

Je denkt dat je dingen weet en dan weet je het toch niet. In het museum van de Pont du Gard, het grote aquaduct bij Nîmes, pikte ik ooit op dat het verval van een Romeins aquaduct 1% bedroeg. Tien meter per kilometer dus. Zou de hellingshoek groter zijn, zo leerde ik daar, dan zou het water zich dieper en dieper in de bodem slijten, zodat uiteindelijk lekkages ontstonden. Zou de hellingshoek echter geringer zijn, dan deed de vloeistof er te lang over om zijn bestemming te bereiken en kwam er uiteindelijk bedorven water uit de kraan.

Dat leek me duidelijk.

Lees verder “Hoe bouw je een aquaduct?”

Justinianus

Justinianus (Louvre, Parijs)

Aan het einde van hun handboek Een kennismaking met de oude wereld bieden De Blois en Van der Spek een korte typering van de regering van keizer Justinianus:

Het Oost-Romeinse (= Byzantijnse) Rijk bleef gedurende de hele Middeleeuwen bestaan. In de zesde eeuw wist de Oost-Romeinse keizer Justinianus (r.527-565) Italië, Noord-Afrika en Zuid-Spanje te heroveren, maar al kort na zijn dood gingen Zuid-Spanje en Noord-Italië weer verloren.

Dit is onhandig geformuleerd. De argeloze lezer kan denken dat Justinianus, net als Trajanus, Marcus Aurelius of Septimius Severus zelf naar het front is gegaan. Hij bleef echter, met zijn keizerin Theodora, in Constantinopel en liet de oorlogvoering over aan zijn vertrouwde generaal Belisarius.

Lees verder “Justinianus”

Toerist in Tunesië

Olijfoogst in Romeins Tunesië (Bardomuseum, Tunis)

De vaste lezers van deze blog zal het wellicht zijn opgevallen: ik ben momenteel voor mijn werk in Tunesië. En omdat ik onverwacht wat tijd over heb, trakteer ik u op wat foto’s uit dat mooie land.

Het Bardomuseum

Het Bardomuseum in Tunis is het voornaamste museum van Tunesië. Het heeft een heel mooie collectie Romeinse mozaïeken. Hierboven heeft u een voorbeeld: een olijfoogst. Ik schreef al eerder over een mooi mozaïek dat Vergilius voorstelt, over de reis van Afrodite en een goudschat.

Lees verder “Toerist in Tunesië”

De synagoge

Palestijnse synagoge (Museumpark Orientalis)

In het Nieuwe Testament, waarover ik op zondag vaak blog, wordt bijna zestig keer gesproken van synagogen. Ze heetten destijds ook wel proseuche, wat zoiets betekent als “gebedshuis”. Zulke plaatsen van samenkomst waren in vrijwel elk dorp te vinden en in de grote steden waren er diverse. Alleen al in Rome waren er minimaal twaalf.

Ontstaan

Uit de Late Oudheid kennen we allerlei synagogen, vaak met mozaïeken, maar we zouden meer willen weten over de tijd die eraan vooraf is gegaan. Lange tijd was daarover weinig bekend. Wat logisch is, want het zal oorspronkelijk zijn gegaan om kamers in de huizen van vermogende mensen. We weten bijvoorbeeld dat zo rond 100 v.Chr. de vroege farizese leider Jose ben Joëzer zijn leerlingen voorhield dat hun huis een ontmoetingsplaats moest zijn van wijzen.noot Mishna, Abot 1.4. Zolang de synagogen in woonhuizen waren, zijn ze vanzelfsprekend niet zo makkelijk archeologisch te identificeren. We weten dan ook niet zeker waar de synagoge is ontstaan. Je leest weleens dat het was in de Diaspora, dus buiten het land van Israël, maar dat is dus niet te bewijzen.

Lees verder “De synagoge”

XII Fulminata aan de Eufraat

Het regenwonder, waarbij XII Fulminata werd gered, op de Zuil van Marcus Aurelius in Rome

Ik vertelde in het vorige stukje hoe XII Fulminata was onteerd in de Armeense oorlog. Het werd, zoals ik zei, nog erger.

Joodse Oorlog

In oktober 66 na Chr. had de gouverneur van Judea, Gessius Florus, militaire steun nodig om de controle over het in opstand gekomen Jeruzalem terug te winnen. Het Twaalfde (ondersteund door onderafdelingen van IIII Scythica en VI Ferrata) kwam, zag en keerde terug: de commandant had vastgesteld dat zijn strijdmacht niet sterk genoeg was. Dat was tot daar aan toe. Op de terugweg werd het legioen echter door de Joodse leider Eleazar, de zoon van Simon, verslagen. Aan de vernedering werd nog de schande toegevoegd: het legioen verloor zijn adelaarsstandaard.

Lees verder “XII Fulminata aan de Eufraat”

XII Fulminata, het bliksemlegioen

Een soldaat van XII Fulminata (Capitolijnse Musea, Rome)

Het heeft er de schijn van, al is het niet bewijsbaar, dat de nummers van de Romeinse legioenen al vóór Julius Caesar waren gekoppeld aan provincies – wat in de tijd vóór Caesar overigens geen territoriaal afgebakende gebieden waren maar aangewezen oorlogszones. De eerste vier legioenen stonden ter beschikking van de twee consuls, de nummers vijf en zes lagen in de twee Spaanse provincies en de nummers VII, VIII, VIIII en X lagen in de Provence en op de Po-vlakte. Waarna de oostelijker gebieden weer hogere nummers hadden.

Caesar

Toen Caesar gouverneur werd van de Provence en de Po-vlakte, beschikte hij dus over vier legioenen. Voor de oorlog tegen Helvetiërs die in 58 v.Chr. uitbrak, voegde hij er twee aan toe, die hij de nummers XI en XII gaf. Over dat laatste legioen wil ik het vandaag hebben. Het heeft tijdens de Gallische Oorlog zeker gestreden in de slag aan de Sabis (de Selle in Noord-Frankrijk) tegen de Nerviërs; het nam deel aan de belegering van Bourges, onderscheidde zich bij Lutetia en hielp bij de blokkade van Alesia.

Lees verder “XII Fulminata, het bliksemlegioen”