Misverstand: Neanderthaler

Skelet van een Neanderthaler (Rheinisches Landesmuseum, Bonn)

De reeks over misverstanden, gebaseerd op mijn boekje Spijkers op laag water, mag dan zijn afgerond, dat betekent natuurlijk niet dat er geen nieuwe misverstanden ontstaan of dat ik ze niet zelf de wereld in help. Dat deed ik bijvoorbeeld in mijn boek De klad in de klassieken, mijn overzicht van de theoretische onderbouwing van de oudheidkunde. In mijn beschrijving van de groei van de archeologie schreef ik:

In de negentiende eeuw veranderde het Europese beeld van het verleden sterker dan ooit daarvoor. Al eerder was men op het idee gekomen dat de mensheid van wildheid naar beschaving was geëvolueerd en was intrigerend bewijsmateriaal gevonden: veenlijken in Drenthe en skeletten in de vallei van de Neander, om eens iets te noemen, en vuistbijlen, ketels, pijlpunten en mantelspelden, maar ook mosasaurussen en iguanodons. De vraag hoe “diep” de menselijke Prehistorie was, werd urgent toen de Franse onderzoeker Jacques Boucher de Perthes het opmerkelijke idee opperde dat er meer dan één Zondvloed moest zijn geweest. Dikke kleilagen golden in de vroege negentiende eeuw als bewijs voor de historiciteit van de oudtestamentische catastrofe, en stenen werktuigen onder zo’n kleilaag werden beschouwd als de voorwerpen die de verdronkenen hadden verloren. Boucher de Perthes zag echter verschillende kleilagen boven elkaar, met verschillende soorten werktuigen er tussenin. In zijn Antiquités celtiques et antediluviennes (1847) concludeerde hij daarom dat de mensheid verschillende keren was ontstaan. De laatste keer vanuit de overlevenden van de Zondvloed, de voorlaatste keer vanuit Adam en Eva. De kleilagen en de stenen voorwerpen bewezen dat de mensheid nog vaker door het oog van de naald was gekropen.

Lees verder “Misverstand: Neanderthaler”