
Eh, hoe zat het ook alweer met de ridder met het droevige gelaat? Mijn excuus eerst, want ik ga u twee alinea’s lang dingen vertellen die u al weet.
Don Quichot ziet bordelen aan voor kastelen en molens voor reuzen. Als hij mensen uit een benarde situatie bevrijdt, blijken het bandieten. Hij is echter eerlijk, hij is oprecht, hij is nobel. Hij is, met andere woorden, precies wat Cervantes zegt dat hij is. Hij is een edelman.
Hij is ook krankzinnig, maar zijn vrienden houden van hem. Eén van hen verkleedt zich als ridder en verslaat hem in een duel, waardoor de ongelukkige uiteindelijk thuis komt en daar de zorg krijgt die hij nodig heeft. Heel keurig, maar de man gaat dus mee in de wanen van Don Quichot. Idemdito Sancho Panza: hij gaat geloven in de betovering van Dulcinea, hoewel hij die zelf heeft verzonnen. Het motief dat Cervantes hiermee aansnijdt is hetzelfde als dat in Ettore Scola’s Enrico IV: wie is de echte gek, de man die niet weet wat de werkelijkheid is, of de man die willens en wetens meegaat in andermans waan? Een vergelijkbare vraag: wie is de echte edelman, de verarmde ridder met het zuivere hart of het rijke hertogelijk paar, dat zijn sadisme op een geesteszieke uitleeft?
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.