
Over twee maanden zal mijn vriendin H. moeder worden. Ik denk niet dat iets aan het geluk van het jonge gezin zal afdoen, maar er is wel een probleempje. H. is nog niet zo lang geleden afgestudeerd en kan geen betaald werk vinden. Terwijl ze voor elke werkgever een droomkandidaat is: ze heeft niet één maar twee academische opleidingen gevolgd, waarvan één in het buitenland. Zo iemand wil je als werkgever in dienst hebben, maar een zwangere vrouw kan na afloop van een sollicitatiegesprek fluiten naar een tweede gesprek, laat staan naar een aanstelling. Ik begrijp ergens ook wel waarom dat zo is: een werkgever betaalt niet graag voor mensen die niet werken en als hij zoiets kan vermijden, zal hij dat doen. In een meer volmaakte wereld zou deze cynische argumentatie echter niet bestaan.
Het NRC Handelsblad plaatste onlangs een artikel over deze problematiek en spitste het toe op één groep: vrouwelijke wetenschappers die moeilijk een onderzoekssubsidie krijgen. In dit geval is de genoemde cynische argumentatie niet van toepassing, want die beurs is niet gekoppeld aan een bepaald aantal uren op kantoor maar aan een wetenschappelijk eindproduct. Dat vrouwen door de aard van de procedure worden achtergesteld, oogt als discriminatie. Ik schrijf “oogt” omdat de kwestie bij de rechter ligt. Dat is dan ook waarom het in de krant staat, want voor het overige is het vanzelfsprekend geen nieuws dat vrouwen het op de arbeidsmarkt lastig hebben.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.