Als satire te schrijnend is

Over religie kun je makkelijk een satire schrijven. De gebruiken van een godsdienst zijn voor mensen die dat geloof niet hebben, al snel belachelijk. Ook de politiek leent zich voor satire, aangezien er vaak een kloof is tussen de beoogde idealen en het cynisme dat nodig is om ze te bereiken. Een satire over de wetenschap is een stuk lastiger, al zijn Hermans’ Onder professoren en ’t Harts Ter navolging geslaagd. Ik denk dat het komt doordat beide auteurs zich beperken tot het falen van individuele geleerden. Ze drijven niet de spot met het zoeken naar kennis.

Toen de Britse schrijver Malcolm Bradbury in 1987 zijn novelle Mensonge publiceerde, greep hij hoger. Hij pakte niet slechts de letterdames en -heren aan, maar stak vooral de draak met de wetenschap zelf, met name met een stroming in de geesteswetenschappen die bekendstaat als structuralisme en deconstructivisme. Het boekje is niet komen gelden als zijn beste werk en dat is eigenlijk ook wel begrijpelijk. Recensenten hebben zelf veelal een letterenstudie gedaan en voor hen is de satire te schrijnend.

Lees verder “Als satire te schrijnend is”