Ella en Elegast (2)

[In het eerste deel van het mooie en ware verhaal over koningin Ella vertelde ik dat ze, verkleed als ridder, midden in de nacht op pad was gegaan omdat ze wilde gaan inbreken. In het bos kwam ze een ridder tegen in een zwart harnas.]

“Wie ben jij, ridder in je stralende gouden harnas?” vroeg de zwarte ridder. Ella dacht: “Ik kan niet zeggen dat ik koningin Ella ben en dat ik ben gaan stelen.” Snel sloeg ze het vizier van haar helm neer, zodat de ridder haar gezicht niet kon zien. Ze zetten een zware mannenstem op en riep terug: “Zeg eerst maar wie jij bent en vertel ook waarom je midden in de nacht hier in het bos bent. Normale mensen liggen te slapen.”

“Ik heet Elegast,” zei de zwarte ridder. “Vroeger was ik een ridder van koningin Ella, maar toen ik een keer ziek was, ben ik in slaap gevallen terwijl ik op wacht stond. Ze heeft me toen weggestuurd en nu woon ik in een boshut en moet ik leven als dief. Ik moet toch te eten hebben hè. Maar zeg mij nu wie jij bent en wat jij ’s nachts doet in het bos. Je gouden harnas schittert alsof het de zon zelf is!”

Ella dacht even na. Ze was blij dat het Elegast was maar ze kon natuurlijk niet vertellen dat zij, de koningin, was gaan stelen. Opnieuw zette ze haar mannenstem op: “Ik heet El-…, eh, ik heet Ellus! En ik ben ook dief.”

“Zullen we dan samen gaan inbreken?” zei Elegast. “Met z’n tweeën kunnen we naar de huizen van de rijke mensen. De een kan dan door een raam naar binnen klimmen en rustig in alle kamers van zo’n groot huis gaan zoeken terwijl de andere op wacht staat.”

“Ik heb een idee,” zei Ella. “Als we nu eens inbreken bij koningin Ella! Die is rijk en zal de dingen niet zo snel missen.” Het leek haar wel een slim idee bij zichzelf in te breken. Dan had er niemand schade.

“Nee! Dat nooit!” riep  Elegast verontwaardigd. “Nooit zal ik inbreken bij de koningin! Ze heeft me wel weggestuurd, en nu ben ik arm, maar ze is wel de koningin. Ik ben ridder en dus ben ik ook trouw.”

Ella was er even stil van. Ze wist niet dat Elegast zo eerlijk was. Had ze hem maar nooit weggestuurd! Hij was vast de beste ridder die ze had. Ze wilde het vizier van haar helm openklappen en zeggen dat zij koningin Ella was, maar juist op dat moment begon Elegast weer te praten. “Laten we gaan naar het kasteel van Eggerik.”

“Bedoel je de Eggerik die is getrouwd met Gisella, de zus van koningin Ella?”

“Ja, die bedoel ik,” zei Elegast. “Eggerik is een heel gemene man. Hij slaat zijn knechten en hij steelt van de boeren. Het is eigenlijk schandalig. In zijn kasteel kunnen we wel gaan inbreken.”

Koningin Ella dacht even na. Ze kende Eggerik natuurlijk wel en eigenlijk vond zij hem ook niet aardig. Maar hij was natuurlijk wel getrouwd met Gisella. Uiteindelijk besloot ze dat als Elegast dit een goed plan vond, het wel het beste zou zijn. “Goed,” zei ze, nog steeds met een mannenstem, “We gaan naar het kasteel van Eggerik en Gisella.”

Zo gezegd, zo gedaan. Hun snelle paarden brachten ze al gauw waar ze moesten wezen. “Ga jij maar naar binnen,” zei Elegast.

“Oei,” zei Ella. “Nou bedenk ik ineens dat ik mijn inbrekersspullen thuis heb laten liggen. Wat dom toch van me! Misschien is het beter dat jij eerst gaat. Dan blijf ik buiten op wacht staan. Als er iets is, dan doe ik een uil na.”

Elegast keek naar Ella. “Ik weet niet wat jij van inbreker bent, Ellus. Je hebt een stralend gouden harnas dat vreselijk opvalt. En van stelen weet jij geen haar.” Even dacht Ella dat ze was herkend, maar Elegast had al een touw over de kasteelmuur geworpen en was al begonnen naar boven te klimmen.

[Deze versie van Karel ende Elegast [tekst] zal over een half uur worden vervolgd.]

Deel dit:

2 gedachtes over “Ella en Elegast (2)

Reacties zijn gesloten.