
Het kan geen westerling, reizend door een land met een overwegend islamitische bevolking, ontgaan dat daar allerlei Engelstalige slagzinnen zijn: soms staan ze op de muren geschilderd, soms zijn het spandoeken, soms is het een bord langs de weg. En het zijn altijd spreuken die je wil horen. “Als een reiziger in een islamitisch land schade lijdt, moeten de islamitische autoriteiten deze volledig vergoeden,” was lange tijd te lezen op een schilderijtje dat hing in vrijwel alle hotels in de Islamitische Republiek Iran. De uitspraak werd toegeschreven aan een van de heilige imams.
In Pakistan zag ik op een militair gebouw een citaat van Aristoteles: “We zijn vrienden van Plato maar nog meer zijn we vrienden van de waarheid.” Klinkt nobel, tot je je realiseert dat “waarheid” hier wordt opgevat als al-haqq, een van de negenennegentig namen van God. Je wordt daarna wat sceptisch over zulke mooie spreuken, vooral als je ze natrekt en ontdekt dat de context weleens een andere uitleg biedt. Zonder onaardig te willen zijn of te twijfelen aan de oprechtheid van de Iraanse hotelier die een medereiziger daadwerkelijk compenseerde voor verloren geld: veel van die spreuken lijken gericht op westerse bezoekers en tonen wat sociaal wenselijk is.