Berlijn, 1928

Een tijdje geleden blogde ik over wat de laatste Bernie Gunther-roman leek te zijn, Greeks Bearing Gifts. De auteur van de reeks, Philip Kerr, was namelijk overleden. Om eerlijk te zijn had ik de indruk dat het maar beter was dat er een einde kwam aan de serie, want de brille van het vroege werk was er vanaf. Greeks Bearing Gifts was boeiend als altijd, maar het decor was niet afgewerkt met de zorg die ik gewend was.

Vorige week zag ik op Schiphol echter een allerlaatste deel liggen, Metropolis, en omdat ik een dag in het vliegtuig naar Yerevan zou zitten, nam ik het boek toch maar mee. Spoiler-vrije samenvatting: u krijgt alles wat u mag verwachten. Het is 1928, een vrij jonge Bernie Gunther wordt in Berlijn eerst geconfronteerd met een Jack the Ripper-achtige moordenaar en vervolgens met iemand die oorlogsveteranen doodt. Gunther lost de zaken natuurlijk op, er is natuurlijk een liefdesrelatie die natuurlijk mislukt, er zijn natuurlijk wat rake one-liners en Gunther is natuurlijk weer eens belezener dan geloofwaardig voor een hard-boiled detective (dit keer is zelfs Antoni van Leeuwenhoek van de partij). Maar vooral: we vernemen natuurlijk een boel over het slangenei dat het Berlijn van de Weimarrepubliek nu eenmaal was.

Een miskoop was mijn boek niet, en ik ben na aankomst in Yerevan wat later naar bed gegaan dan gepland omdat ik, toen ik het vliegtuig verliet, nog twintig pagina’s had te gaan en de ontknoping wilde weten. Metropolis is echter niet de beste Bernie Gunther-roman. Of beter: het is helemaal geen Bernie Gunther-roman. Het boek is feitelijk geen whodunnit en gaat alleen in schijn over Duitsland.

Lees verder “Berlijn, 1928”

Greeks Bearing Gifts

Een van de gruwelijkste gebeurtenissen in de aan gruwelijkheden niet bepaald arme Tweede Wereldoorlog was de vernietiging van de joodse gemeenschap in Thessaloniki. De Duitse bezetter – om eens een eufemisme te gebruiken – liet de joden weten dat ze hun lot voor veel goud konden afkopen, waarop zij eerst een vermogen betaalden en daarna evengoed werden afgevoerd. Afgevoerd naar wat de Duitsers aankondigden als het door hen op de Sovjet-Unie veroverde Baltische gebied. Het joods museum in Thessaloniki toont foto’s van mannen die in de hete Griekse zon gymnastiekoefeningen moesten doen, zogenaamd om te kijken of ze wel sterk genoeg waren voor hun nieuwe leven. Ik hoef niet uit te leggen dat de treinen hen niet vervoerden naar Riga of Vilnius.

Het joods museum bevat niet zo heel veel materieel erfgoed. De Duitsers hebben de joodse gemeenschap, ruim 50.000 mensen groot, niet alleen uitgeroeid maar ook uit het verleden weggewist. De joodse begraafplaats, ruwweg op de plek van het huidige archeologische museum, is compleet vernietigd en je krijgt het als bezoeker te machtig als je in dat museum ziet hoeveel oudheden als provenance “voormalig joodse begraafplaats” hebben. Degenen die terugkeerden, wachtte een kille ontvangst: niet alleen waren ze hun bezittingen kwijt, maar hun huizen waren vergeven aan hun medeburgers en de regering had zaken aan het hoofd die misschien niet belangrijker waren maar wel urgenter, zoals de burgeroorlog. Veel Griekse joden reisden daarom door naar het Britse mandaatgebied in Palestina, wat Thessaloniki’s oude bijnaam “Moeder van Israël” een wrange nieuwe betekenis gaf.

Lees verder “Greeks Bearing Gifts”

De achtergrond op de voorgrond

Wie de eerste zes Bernie Gunther-romans had gelezen, waarover ik eerder blogde, kende diens biografie in de jaren 1936-1938 en in 1947-1952. De tussenliggende oorlogsjaren liet Kerr onbesproken, en ik denk dat hij daaraan verstandig deed. We wisten alleen dat Gunther aan het Oostfront dingen had gedaan die niet door de beugel konden en dat hij tewerkgesteld was geweest in Stalins gevangenenkampen. Dat was afschrikwekkend genoeg. Gunthers oorlogsjaren waren ook niet relevant. Een detective lees je om een aantal redenen – de plot, de humor en dit geval het historische sfeerbeeld – maar niet om de biografie van de protagonist.

In Field Grey (of Field Gray, als u de Amerikaanse versie koopt) wordt de lacune gevuld. Aan het begin – we schrijven inmiddels 1954 – moet Gunther van Cuba vluchten; hij ontfermt zich over een jonge prostituee die ook zo haar redenen heeft om naar Haïti te gaan; bij toeval worden ze aangehouden door de Amerikaanse marine; eveneens bij toeval blijkt een van de Amerikanen een bekende van de prostituee, die hem neerschiet; zo belandt Gunther in een reeks gevangenissen; als in een daarvan, ook alweer toevallig, Erich Mielke ter sprake komt, is dat de aanleiding voor een reeks flashbacks die teruggaan tot 1931. Dat is dan weer aanleiding tot een overzicht van Gunthers jaren in uniform (Feldgrau, zoals de titel aangeeft).

Lees verder “De achtergrond op de voorgrond”

Philip Kerr en Bernie Gunther

Brandenburger Tor, Berlijn

Ook in een politiestaat is behoefte aan politieagenten die zich niet laten leiden door de politiek. Het uitgangspunt van de Bernie Gunther-romans van Philip Kerr is dat de nazi-leider Reinhard Heydrich, ondanks al zijn politieke kuiperijen, begrijpt dat hij af en toe behoefte had aan een verdraaid goede detective. Het slachtoffer van dit inzicht is Bernie Gunther, die totaal geen zin heeft om voor het blonde beest te werken maar weinig keuze heeft. Over de Berlijnse privédetective heeft Kerr nu al acht romans heeft geschreven.

De eerste twee, March Violets (1989) en The Pale Criminal (1990), waren het nét niet. Niet alleen liet Kerr zijn held in het eerste boek twee zaken oplossen, aan het einde maakte de plot nog een draai die simpelweg te veel van het goede was. Het is een vergeeflijke fout die debutanten wel vaker maken: ze willen ál hun eieren kwijt. Ook het vervolg leed eraan dat Kerr te veel bezig was met het schetsen van het leven in het Berlijn van voor de oorlog.

Lees verder “Philip Kerr en Bernie Gunther”