
Even een stukje over de stad waar ik vorige week enkele keren heb overnacht: Yerevan. Het stadscentrum is een overzichtelijke cirkel met in het westen het ravijn van de rivier Hrazdan en in het oosten een gordel van parken. Een echte parkstad. Van het noorden, waar de opera is die in geen enkele voormalige volksdemocratische stad ontbreekt, loopt een hoofdstraat naar het centrale plein, dat ooit naar Lenin was vernoemd (wiens standbeeld hier natuurlijk ook stond) maar dat sinds de desintegratie van de Sovjet-Unie het Plein van de Republiek heet. Als bezoeker zeg je maar niet dat Yerevan hiermee lijkt op Turkije, waar elke stad wel een Cumhuriyet Meydanı heeft.
Aan dit plein staat – als het centrum van de stad – het Nationaal Museum, waar de archeologische collectie van Armenië is ondergebracht. Ook zijn er regeringsgebouwen, een postkantoor en een hotel. Het is een opvallend mooi plein, wat in de voormalige Sovjet-Republiek geen vanzelfsprekendheid is. De verklaring is dat het als geheel is ontworpen door een architect die wist wat ’ie deed, die geen megastad wilde ontwerpen – hij dacht aan iets van 150.000 mensen – en die het eerste gebouw in enig detail kon ontwerpen: de van geboorte Russische en metterwoon Armeniër geworden Alexander Tamanyan. Andere architecten volgden zijn plan, waardoor het plein stilistisch een eenheid bleef, omgeven door gebouwen die nooit hoger waren dan drie verdiepingen.
Tamanyan ontwierp ook het cirkelvormige plan van Yerevan, de opera, de technische universiteit en het academisch ziekenhuis. Eén van zijn keuzes was dat gebruik moest worden gemaakt van de lokale tufsteen, een licht soort rood. Hij meende dat mensen daar vrolijk van werden en Yerevan wordt nu weleens “de roze stad” genoemd. Een andere keuze was dat de woonblokken nooit meer dan vier verdiepingen hoog mochten zijn, enerzijds omdat de mensen altijd de berg Ararat moesten kunnen zien en anderzijds omdat Armenië nu eenmaal een aardbevingszone is. Deze huizen staan bekend als Stalinka’s en zijn, door de gebruikte tufsteen, aangenaam koel in de zomer.

De stad was nog volop in aanbouw toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Ik heb een paar maanden geleden verteld over het lot van de cognacfabriek. De bruggen over de canyon van de Rhazdanrivier zijn gebouwd door Duitse krijgsgevangen. Wat daarna nog ontbrak, was een metro – maar hier liep Yerevan tegen een probleem aan: de Sovjet-Unie maakte voor een ondergrondse spoorlijn alleen geld vrij als een stad meer dan een miljoen inwoners had. De Armeniërs losten dit op door de buurgemeentes op te heffen en aan Yerevan toe te voegen, zodat de Armeense hoofdstad voldeed aan de subsidievoorwaarden. Inmiddels wonen er anderhalf miljoen mensen.
Er zijn in Yerevan natuurlijk ook uitbreidingswijken. Ik heb een zwak voor Arabkir in het noorden, vernoemd naar een om welbekende redenen niet meer bestaande Armeense stad aan de Eufraat. In het westen is een stadswijk die door iedereen Bangladesh wordt genoemd maar eigenlijk Malatia heet, naar een andere niet langer bestaande Armeense gemeenschap.
De laatste jaren is een deel van de Stalinka’s vervangen door hoogbouw. De hoofdstraat tussen het Plein van de Republiek en de Opera is prettig, al kunnen de flats aan weerszijden staan in eigenlijk elke grote stad, waar ter wereld ook. Ze detoneren niet en zijn ook niet superhoog, maar zijn, om zo te zeggen, niet specifiek Yerevans. Het Plein van de Republiek wordt tegenwoordig enigszins ontsierd doordat in het westen een nieuw hotel boven de oorspronkelijke laagbouw uitsteekt.
Ik beken: ik sliep in dat hotel. Het was aangenaam om ’s nachts de klok van een van de regeringsgebouwen te horen luiden: een mooie, heldere, vrolijke toon. Ik geloof dat het mijn dierbaarste herinnering is aan Yerevan.
https://de.wikipedia.org/wiki/Radio_Eriwan