De achtergrond op de voorgrond

Wie de eerste zes Bernie Gunther-romans had gelezen, waarover ik eerder blogde, kende diens biografie in de jaren 1936-1938 en in 1947-1952. De tussenliggende oorlogsjaren liet Kerr onbesproken, en ik denk dat hij daaraan verstandig deed. We wisten alleen dat Gunther aan het Oostfront dingen had gedaan die niet door de beugel konden en dat hij tewerkgesteld was geweest in Stalins gevangenenkampen. Dat was afschrikwekkend genoeg. Gunthers oorlogsjaren waren ook niet relevant. Een detective lees je om een aantal redenen – de plot, de humor en dit geval het historische sfeerbeeld – maar niet om de biografie van de protagonist.

In Field Grey (of Field Gray, als u de Amerikaanse versie koopt) wordt de lacune gevuld. Aan het begin – we schrijven inmiddels 1954 – moet Gunther van Cuba vluchten; hij ontfermt zich over een jonge prostituee die ook zo haar redenen heeft om naar Haïti te gaan; bij toeval worden ze aangehouden door de Amerikaanse marine; eveneens bij toeval blijkt een van de Amerikanen een bekende van de prostituee, die hem neerschiet; zo belandt Gunther in een reeks gevangenissen; als in een daarvan, ook alweer toevallig, Erich Mielke ter sprake komt, is dat de aanleiding voor een reeks flashbacks die teruggaan tot 1931. Dat is dan weer aanleiding tot een overzicht van Gunthers jaren in uniform (Feldgrau, zoals de titel aangeeft).

Zelden las ik een roman die zó geforceerd begon. Geforceerd is ook de eigenlijke plot, waarin de Amerikaanse en Franse geheime diensten proberen onder meer de Russen een loer te draaien. Het verhaal was wel te volgen, maar na enkele totaal onverwachte en overtuigende plotwendingen was de ontknoping van Field Grey – voor het eerst in een Bernie Gunther-roman – voorspelbaar en eigenlijk een beetje teleurstellend.

Er zijn ook weer te veel cynische grappen. Ze zijn weliswaar stuk voor stuk raak (“You’re born alone and you die alone, and the rest of the time you’re on your own”), maar ze zijn te frequent om de lezer te blijven boeien. Ik heb dezelfde ervaring met de boeken van Dimitri Verhulst: teveel wisecracks leiden gewoon af. Dat Bernie Gunther, na te zijn gemarteld, nog altijd in staat is tot een bon mot, is regelrecht storend.

Als thriller is Field Grey evident een van Kerrs zwakkere boeken, en dan heb ik nog niet genoemd dat de documentatie weer zó grondig was dat het opvalt en dus afleidt van de toch al behoorlijk complexe plot. Maar dit is ook de reden waarom je door blijft lezen, want wat Kerr zijn held zoal laat meemaken in de jaren 1931-1946 is in al zijn weerzinwekkendheid fascinerend.

Ik zou afbreuk doen aan de roman als ik de details hier uit de doeken deed, maar de inzet van het verhaal is hoe Gunther in 1931 betrokken raakt bij de moord op twee Berlijnse politieagenten door Erich Mielke en hoe de wegen van Gunther en de latere DDR-bestuurder elkaar blijven kruisen. Verder komt de bezetting van Parijs aan de orde, bezoeken we Franse concentratiekampen, zien we de gruwelijke gebeurtenissen aan het Oostfront, maken we de slag om Koningsbergen mee en belanden we in Russische krijgsgevangenkampen. Alleen de moord op Gunthers kwaadwillende patroon Heydrich ontbreekt, omdat Kerr die in een volgende roman behandelt.

Zoveel gruwelen: het had makkelijk een melodrama kunnen worden. Gek genoeg overtuigt Field Grey. Een deel van de verklaring is dat Kerr zich heeft leren beperken. Ja, er gebeurt veel, maar de details blijven, Goddank, kort. Wat ook meespeelt, is dat je weet dat het echt is gebeurd.

Uiteindelijk is Field Grey namelijk helemaal geen thriller. Het is een boek over het lijden van de bevolking van Berlijn, die vanaf het moment dat de communisten en nazi’s in hun stad een burgeroorlog uitvochten, steeds hoopten op rust en een normaal leven, en merkten dat het van kwaad tot erger ging. Kerr laat er geen twijfel over bestaan dat de nazi’s schoften waren en dat veel Duitsers meelopers waren, maar Field Grey hamert er ook in dat die meelopers voor hun lafheid een te hoge prijs hebben betaald. Dat dit Kerrs opzet ook is, blijkt uit het feit dat hij zaken waarvan Bernie Gunther geen getuige heeft kunnen zijn (zoals de eindeloze bombardementen, de Berlijnse blokkade en de luchtbrug), door andere personages toch laat noemen. De eigenlijke protagonist is niet Gunther maar Berlijn. De achtergrond van de roman staat in feite op de voorgrond.

Het boek bevat precies genoeg pathos om wel te ontroeren maar geen draak te worden. Uiteindelijk heeft dat iets te maken met de verrukkelijke zelfbegoocheling van Bernie Gunther, die van zichzelf denkt dat hij een cynicus is maar desondanks steeds opnieuw probeert het goede te doen, en daardoor keer op keer in de problemen komt. Dit in tegenstelling tot de Heydrichs en de Mielkes, die werkelijk nihilistisch zijn en succes hebben, maar steeds merken dat ze niet kunnen zonder mensen die gewoon capabel zijn en proberen, met vallen en opstaan, te leven volgens enkele simpele burgermanswaarden. Field Grey mag zijn gebreken hebben, Kerr heeft ook iets verteld over menselijkheid in een onmenselijke tijd.

Deel dit: