
Even taalfeitje uit de oude doos. Volgens het Spellingsbesluit 1995, meer precies artikel 16.7, onder S, dienden woorden die een aspect van het goddelijke weergaven gespeld te worden met een hoofdletter. Dat bleek lastig bij het maken van het toenmalige Groene Boekje. (Even een misverstand vermijden: het Groene Boekje is niet de spellingswetgeving maar een toelichting, ongeveer zoals Elseviers Belastingalmanak uitleg biedt maar niet de eigenlijke wet is.) De samenstellers van het Groene Boekje hadden bij de uitwerking van deze regel weinig moeite als het ging om uitdrukkingen als “Voorzienigheid” of “Almacht”, maar ze namen ook het woord “messias” met een hoofdletter op in de woordenlijst.
Dat valt wel te begrijpen: de bekendste messias, Jezus van Nazaret, wordt door christenen niet alleen beschouwd als de in het boek Daniël aangekondigde Mensenzoon die het Laatste Oordeel zal uitspreken, maar ook als de tweede persoon van de Drie-eenheid. Deze messianologie past uitstekend binnen de toenmalige joodse ideeën over een tweede goddelijke macht.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.