Wie over een wetenschappelijk onderwerp schrijft voor een groot publiek wordt vroeg of laat geconfronteerd met scepsis. De gebruikelijke adviezen in zulke situaties komen erop neer dat je het wetenschappelijk proces moet uitleggen. Ik verwijs maar weer eens naar Tussen onderzoek en samenleving .
Althans, dat was vroeger goed genoeg. Inmiddels is desinformatie zó vanzelfsprekend dat we van een goede voorlichting mogen verwachten dat ze belet dat verkeerde visies ontstaan.*) “Wees proactief” is dus het tweede advies en in het verlengde daarvan ligt een derde: wie adequaat wil voorlichten, moet weten wat er speelt in de wetenschap. De brute rekenkracht van de computers geeft ons niet alleen het internet, maar sloopt ook de grenzen tussen de wetenschappelijke disciplines.
Van Oostrom heeft bij het schrijven van Nobel streven, dat ik gisteren voor u samenvatte, merkbaar over deze zaken nagedacht. Ik weet te weinig van de late veertiende en vroege vijftiende eeuw om te zien hoe proactief hij is, maar in een komend stukje zal ik zijn visie op de informatierevolutie behandelen, terwijl ik vandaag inga op de wijze waarop hij het wetenschappelijk proces uitlegt. (Ook Marc van Oostendorp heeft over dit aspect geschreven.) Uit de lange aanloop van dit stukje kunt u afleiden dat Nobel streven me stof tot nadenken heeft gegeven en ik schrijf dit minder als recensie dan als eigen positiebepaling. Oudheidkundige denkt over historisch letterkundige, zoiets.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.