
[Na de moord op Julius Caesar kwam de macht in de Romeinse Republiek te liggen bij Caesars rechterhand Marcus Antonius, Caesars familielid Octavianus (de latere keizer Augustus) en hogepriester Lepidus. Niet iedereen erkende hen. Vanuit Sicilië maakte Sextus Pompeius het de drie machthebbers knap lastig. Octavianus en zijn admiraal Agrippa trokken ten strijde. Op 3 september 36 v.Chr. kwam het tot een zeeslag bij Naulochus (in het noordoosten van Sicilië), waarbij Agrippa een nieuw wapen inzette: de harpoen.]
***
Pompeius vreesde de infanterie van Octavianus, maar had groot vertrouwen in zijn eigen vloot en daarom stuurde hij bericht aan Octavianus met de vraag of hij bereid was tot een allesbepalende zeeslag. Octavianus was huiverig voor alle confrontaties op zee, omdat hij daarbij tot op dat moment geen succes had weten te behalen, maar vond het beschamend om te weigeren; hij accepteerde het voorstel. Er werd een dag vastgesteld, waarvoor aan beide zijden driehonderd schepen in gereedheid werden gebracht, voorzien van allerlei projectielen, torens en alle apparatuur die ze konden verzinnen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.