Als ik schrijf dat het 17 december was, als ik toevoeg dat Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius inmiddels consuls waren, en als ik dat omreken naar 1 oktober 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuw blogje rond de vraag “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
Nou, dat zal ik u vertellen. Hij kwam aan in Lilybaion, het huidige Marsala, de grote havenstad in het westen van Sicilië. Op de reis vanuit Rome zal hij wel een nacht hebben doorgebracht in de villa van zijn schoonvader, Lucius Calpurnius Piso: de Villa van de Papyri in Herculaneum.
Wanneer een oudheidkundige een tekst van Vergilius wil raadplegen, kan hij of zij naar zijn of haar boekenkast of naar een bibliotheek gaan en een editie tevoorschijn halen. Het is echter niet zo eenvoudig als het op het eerste gezicht lijkt: er bestaat namelijk helemaal geen eenduidige uitgave van Vergilius’ werk. Afgezien van het feit dat Vergilius vermoedelijk nog niet klaar was met de Aeneis toen hij stierf: er is er geen originele tekst uit zijn tijd bewaard gebleven. En dit geldt voor de gehele Oudheid en nog lang daarna: er zijn geen originele teksten uit de tijd van de auteur, en zeker geen auteursexemplaren.
Overschrijffouten
Alle teksten uit de oudheid zijn alleen bewaard gebleven omdat zij steeds opnieuw werden overgeschreven, vooral in kloosterbibliotheken. En daar beginnen de problemen: als je overschrijft, ontstaan er fouten. Stel dat een kopiist één fout per bladzijde maakt, maar 10% van de fouten van zijn voorgangers corrigeert. In een tekst van 100 bladzijden heeft het eerste exemplaar 100 fouten, het tweede 190, en het derde al 271.
Jona wees al even op mijn nieuwe boek De Caesarroute dat verschijnt bij de Caesarexpositie in H’ART Museum in Amsterdam. Geen catalogus, maar een verhaal dat uitnodigt na een eerste kennismaking met Julius Caesar in Amsterdam, aan de wandel te gaan om de kennismaking te verdiepen. Het kan dus ook los van elkaar, maar de combinatie is wel zo aardig.
Een lage vindkans
Hoewel geschreven als een wandelgids voor een breed publiek, staat route ook voor een systematische benadering van het onderzoek naar Julius Caesar in de Lage Landen. Belangrijke uitdaging is wat ik de ‘schoenspijker in de hooiberg’ noem. Het goede nieuws is dat sinds 2008 bekend is dat Caesars soldaten uitzonderlijk grote schoenspijkers onder hun schoeisel droegen, waardoor ze te dateren zijn. Een kort erop in 2010 bij het Duitse Limburg an der Lahn gevonden kamp, is dankzij de vondst van die schoenspijkers met zeer grote waarschijnlijkheid aan de tijd van Caesar gekoppeld. Maar hoewel door de aanleg van een snelweg een flink deel van twee van zijn kampen is opgegraven, leverde dat slechts drie dateerbare schoenspijkers op. Ook de andere minder goed dateerbare vondsten zijn schaars, waaronder wat scherven en slechts één munt. Per vierkante meter opgraving van een kamp van Caesar is de kans iets dateerbaars uit zijn tijd te vinden zeer klein.
[In de derde eeuw v.Chr. kregen de Academie van Plato en de Peripatetische school van Aristoteles gezelschap van nieuwe filosofische stromingen, zoals het Cynisme, de Cyreense School, het Epicurisme, de Stoa en de Skepsis. Het was onvermijdelijk dat er ook combinaties zouden komen. Dit is het slot van een stuk waarvan het begin hier was.]
Panaitios’ leerling Poseidonios van Rhodos, overleden in 51 v.Chr., hield vast aan het oude stoïcijnse idee van de totale samenhang. Juist in deze visie, waarin de wereld een redelijk geheel vormt dat ademt volgens de wetten van de natuur, vindt de Stoa volgens Poseidonios haar kracht. Hij is daarmee dus strakker in de leer dan zijn leermeester.
Poseidonios deed dan ook veel onderzoek naar natuurverschijnselen. Hij reisde heel het toenmalige Romeinse Rijk af en begaf zich daar zelfs buiten, om op verschillende locaties metingen van getijden en hemellichamen te kunnen verrichten. Hij schreef ook een geschiedenis van de mensheid waarin hij het belang van de geografie benadrukte: volgens Poseidonios waren de karakters en de daden van volken en mensen te verklaren uit die omstandigheden.
[In de derde eeuw v.Chr. kregen de Academie van Plato en de Peripatetische school van Aristoteles gezelschap van nieuwe filosofische stromingen, zoals het Cynisme, de Cyreense School, het Epicurisme, de Stoa en de Skepsis. Het was onvermijdelijk dat er ook combinaties zouden komen. Karneades was een eerste voorbeeld. De Midden-Stoa is een tweede.]
Vorige maand zagen we in dit stukje hoe een breed gedragen, materialistische visie op de natuurlijke werkelijkheid was ontstaan. De filosofen die het best met dit wereldbeeld van totale fysische samenhang uit de voeten konden, waren de stoïcijnen. We spreken voor de laat-hellenistische, vroeg-Romeinse tijd wel van de Midden-Stoa.
De bekendste onder hen waren de Grieken Panaitios van Rhodos en Poseidonios van Rhodos. Hoewel van hen maar weinig geschriften bewaard zijn gebleven, verwijzen latere Romeinse voortdurend naar dit tweetal.
De filosofen van de Midden-Stoa waren minder streng in de leer dan hun voorgangers van de Vroege Stoa. Die vroege stoïcijnen waren starre denkers geweest, met een alomvattend model van de wereldse logica. Net als de sceptische academicus Karneades, combineerden Panaitios en Poseidonios hun eigen theorieën echter met ideeën uit andere filosofieën.
Een Romeinse munt met een stempeltje (“klop”) om aan te geven dat Caesar deze aan soldaten heeft gedistribueerd (Valkhofmuseum, Nijmegen)
Als ik u zeg dat het midden december was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waaraan Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius als consuls hun naam hadden gegeven, en als ik dat omreken naar september 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
Onverwacht zwaar in de problemen zitten. De simpele waarheid is dat hij zoveel soldaten in dienst had, dat hij moeite had ze te betalen. Cassius Dio vertelt dat Caesar tijdens zijn reis door Egypte, Syrië, Anatolië, Griekenland en Italië
niemand kwaad heeft gedaan, ervan afgezien dat hij grote bedragen verzamelde, deels in de vorm van de kronen, beelden en dergelijke die hij ten geschenke kreeg, en deels door “leningen”, zoals hij ze noemde. Die vorderde hij niet alleen van individuele burgers maar ook van steden. … Het was niet zijn bedoeling ze terug te betalen. Hij beweerde namelijk dat hij al zijn privébezittingen had uitgegeven voor het algemeen welzijn en dat hij daarom inderdaad leende. Toen een menigte hem eens om kwijtschelding van schulden vroeg, stond hij dat niet toe met de woorden dat hij zelf ook grote schulden had. (Romeinse Geschiedenis 42.50)
De Caesarkop uit Arles (Musée Départemental Arles Antique)
In het zuidoosten van Frankrijk zijn de afgelopen decennia een paar zeer interessante musea bijgekomen. Zo is er het in 2015 geopende Musée des Confluences, bij de plek in Lyon waar de Rhône en de Saône samenkomen. Het museum
neemt ons mee terug naar onze oorsprong, bevraagt het functioneren van onze samenlevingen, hun relatie tot de dood en roept de vraag op van onze plaats in de levende wereld.
Of het deze, mijns inziens nogal megalomaan geformuleerde doelstelling waarmaakt heb ik zelf nog niet waar kunnen nemen.
Een tweede museum waarvoor ik al eerder aandacht vroeg, is het Musée de la Romanité in Nîmes, inhoudelijk buitengewoon fraai opgezet en ook architectonisch een wonderschone aanvulling op de toch al zo mooie stad Nîmes. Alleen al een bezoek aan de ‘rooftop’ (ja: zo staat het er echt in de Franse website van het museum) is de moeite meer dan waard, vanwege het uitzicht over de oude binnenstad van Nîmes en – vooral – het zeer goed geconserveerde Romeinse amfitheater, waar het zo’n beetje aan grenst.
Bij wijze van samenvatting van de antieke natuurwetenschappen: de sfaira van Archimedes, een reconstructie van de kosmos (Liebieghaus, Frankfurt)
Het optreden van Karneades, waarover we het twee maanden geleden hadden, toont dat er in Rome weerstand kon zijn tegen de Griekse filosofie. Tegelijk adopteerden de Romeinen uit de Griekse filosofie wat hun van pas kwam. Als het bijvoorbeeld ging om de natuurwetenschappen stonden de Romeinen open voor Griekse ideeën. In de tweede eeuw v.Chr. ontstond een breed gedragen consensus over de wijze waarop de natuur in elkaar stak.
Empedokles
De eerste Griekse filosofen hadden verklaringen gezocht voor tal van natuurverschijnselen. In de hellenistische tijd meenden de meeste wetenschappers dat ze er wel zo ongeveer uit waren. Zoals zoveel filosofen in de voorgaande eeuwen aanvaardden ze de atoomtheorie en de vier elementen van Empedokles: aarde, lucht, water en vuur.
Aarde had volgens de denkers in de Oudheid de neiging zich richting het middelpunt van het universum te bewegen, om daar de wereld te vormen. Het water was minder zwaar, en dreef daarom op de aarde. Zo werden de zeeën gevormd. Lucht en vuur waren lichter en stegen dus op. Zo ontstond de dampkring.
Ik had u, in mijn reeks over het handboek van De Blois en Van der Spek vorige keer achter gelaten bij de moord op Julius Caesar. Zijn moordenaars waren senatoren die de macht wilden teruggeven aan de Senaat. Maar het hoge college was verdeeld. Veel leden hadden leven en positie te danken aan de dictator en sympathiseerden met de nieuwe leider van zijn partij, Marcus Antonius. Binnen enkele dagen was hij meester van stad en imperium. De moordenaars kregen gratie als ze instemden met de maatregelen van de dictator en werden naar onbeduidende provincies weggepromoveerd.
In juli verscheen een komeet aan de hemel en opperpriester Marcus Aemilius Lepidus verklaarde dat dit betekende dat Caesar was opgenomen onder de goden. Dat gaf Antonius rugdekking: voortaan rechtvaardigde hij zijn optreden met een beroep op de vergoddelijkte Julius. Hij beheerste de situatie volkomen.
In het zuiden van Gallië, tussen de Alpen tot ongeveer halverwege de Atlantische Oceaan, lag de Romeinse provincie Gallia Narbonensis. In dit gebied huisden diverse Gallische stammen, die onderling soms slaags raakten, soms vrede sloten, bondgenootschappen aangingen en die weer opbraken als het ze beter uitkwam. Met name vanuit het noorden werd er grote druk op het grondgebied van Narbonensis ervaren, terwijl de min of meer van Rome onafhankelijke Griekse kolonie Massilia (Marseille, overigens eeuwenlang een bondgenoot van Rome) de verschillende Gallische stammen alhier dwong om grondgebied af te staan tijdens de oorlogen, ten faveure van o.a. Pompeius.
Helvii
De hier wonende Gallische stammen onttrokken zich aan de Gallische Opstand van 52 voor Chr. en met name de Helvii – die ten westen van de Rhône woonden, in de huidige Ardèche – lieten zich door Caesar gebruiken om hem te ondersteunen tegen de machtige Vercingetorix. Caesar nam dat de Helvii in dank af. Toen Massilia zich achter Pompeius schaarde en Caesar deze Griekse kolonie onder de voet liep, werden de trouwe Helvii weer in het bezit gesteld van eerder door de Massilianen op hen veroverde grondgebied.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.