Kousbroeks vergeefse moeite

De onlangs overleden Rudy Kousbroek vormde de ontkenning van de journalistieke regel dat je óf over één onderwerp alles moet weten opdat ze niet om je vakkennis heen kunnen, óf zonder specialisme moet schrijven met een gouden pennetje, zodat ze je lezen omdat jij het schrijft. Kousbroek was van beide markten thuis. Hij schreef briljant en maakte daarbij geen onderscheid tussen fictie en non-fictie. Hij schreef poëzie en proza. Hij schreef voor volwassenen en voor kinderen, Hij schreef over mensen en dieren en techniek. Elke zin die hij schreef, deugde; alles wat hij ten berde bracht, was de moeite van het overwegen waard.

Als eerbewijs aan een van de grootste naoorlogse auteurs is de voorgaande alinea voldoende, maar tegelijk biedt ze te weinig. Schrijvers leer je immers pas kennen als je ze leest en een schrijversnecrologie zou daarom eigenlijk moeten bestaan uit een compleet herdrukt essay, gedicht of verhaal. Vandaar dat ik hier in enig detail inga op ‘Kunstmatige domheid’, de beschouwing die Kousbroek in 1989 in het NRC Handelsblad wijdde aan J.A. Paulos’ bekende boekje Ongecijferdheid. Deze beschouwing, die een jaar later werd opgenomen in de bundel Einsteins poppenhuis, is een goede samenvatting van Kousbroeks ideeën. Het is ook een visionair stuk dat niets aan actualiteit heeft verloren. ‘Kunstmatige domheid’ heeft daarmee ook iets vergeefs: het heeft de wereld niet veranderd. Dat lag niet aan de felheid waarmee het begon.

Lees verder “Kousbroeks vergeefse moeite”