
[Ook vandaag geef ik het woord aan Edwin de Vries, een van de medewerkers van Livius maar momenteel als archeoloog actief in Soedan. Het eerste stukje is hier; dit keer – in een stukje geschreven op 16 december – vertelt hij over zijn aankomst op de opgraving en het project zelf.]
We zijn nu ongeveer een week op locatie. Het inrichten van het huis gebeurt gestaag. We hebben nu een paar uur per dag elektriciteit en kunnen ook ongeveer een keer per dag onze watervoorraad aanvullen. Dit water is afkomstig uit een waterhoudend gesteente (aquifer) op grofweg twintig meter diepte. Het komt kraakhelder maar warm uit de grond. Hoewel het waarschijnlijk veilig is om te drinken nemen we geen risico’s en filteren we het. De temperatuur is wel fijn bij het wassen! Het toilet is zojuist afgebouwd, maar de douches zijn nog in aanbouw. De omstandigheden zijn niet optimaal, maar dat hoort eigenlijk wel bij dit soort projecten. Het vervelendste is wel dat het moeilijk communiceren is met het thuisfront.
Op de vindplaats is het werk ook begonnen. Allereerst hebben we de vindplaats opgedeeld in delen van 20 bij 20 meter en al het vondstmateriaal daarbinnen verzameld. Zo kunnen we een eerste indruk krijgen van de vindplaats. Dit vondstmateriaal wordt thans verwerkt, dus ik hoop in een komend stuk meer te vertellen over de eerste bevindingen. We zijn ook al begonnen met het verwijderen van de bovenste laag los zand. Binnenkort hopen we eerste muurresten aan te treffen. Het echte werk gaat nu van start!
In het vorige stuk heb ik een (hele grove) schets gegeven van de geschiedenis van de regio. In dit stuk wil ik de schaal iets vergroten en wat vertellen over de directe omgeving en de rol van H25 daarin.
De Nijl heeft in de loop van vele eeuwen zich langs verschillende routes een weg gebaand naar de Middellandse Zee en heeft daarmee de Nijlvallei gecreëerd: een brede strook van rivierafzettingen ingeklemd tussen woestijnen. In Egypte kan het contrast tussen de vallei en de woestijn behoorlijk indrukwekkend zijn, hier, in de buurt van Dongola is het verloop tussen de twee vrij subtiel. Het zal niet tot verbazing leiden dat het merendeel van de archeologische vindplaatsen langs de oevers van de Nijl liggen. Toch, omdat de loop van de Nijl plaatselijk wel eens anders kan zijn geweest, komt het ook voor dat vindplaatsen elders in de Nijlvallei liggen. Vaak liggen deze dan langs beddingen die niet langer in gebruik zijn, zgn. paleobeddingen of paleokanalen. Dit is ook het geval in de buurt van H25.
Een huidige veronderstelling is dat tijdens de Bronstijd in de buurt van Dongola de Nijl door twee kanalen stroomde. Hierdoor was waarschijnlijk een fors gebied geschikt voor landbouw, waardoor het gebied de graanschuur zou hebben gevormd voor het koninkrijk Kush. Een van deze rivierarmen raakte echter in onbruik. Het is niet volledig duidelijk waarom, maar dat is een compleet ander onderzoek dat door een ploeg geophysici wordt uitgevoerd, het is in elk geval duidelijk dat het grofweg voor de Napata-periode moet zijn afgerond (ca. zevende eeuw v.Chr.). De hele reeks nederzettingen langs deze arm wordt vervolgens verlaten, op één na, namelijk H25.
In de omgeving van H25 worden in zeer grote aantallen waterputten aangetroffen. Een dergelijk fenomeen is ook waargenomen door antropologen bij veetelers, waarbij elk gezin zijn eigen waterput graaft. Het is aldus goed mogelijk dat rond H25 landbouw plaats maakt voor veeteelt (of het dezelfde mensen betreft of nieuwkomers laat ik in het midden). Veetelers zijn echter over het algemeen moeilijk terug te vinden door archeologen, juist omdat ze mobiel zijn. Toch blijft H25 in gebruik, maar welke rol H25 in deze veranderde samenleving speelde is onduidelijk, en daardoor een van de hoofddoelen van het huidige onderzoek. Blijkbaar gebeurt er iets op H25, of heeft het iets bijzonders dat het voorbestaan van de site garandeerde. Hopelijk kan ik daar binnenkort meer over zeggen!
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.