
[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar.]
De maanden die toen volgden herinner ik me als een prachtige tijd. Op de boerderij hadden wij de tijd van ons leven, we mochten de varkens voeren, helpen met het verzorgen van de koeien, we keken toe bij het melken en… we gingen ook een klein beetje naar school. Maar laat ik vooraan beginnen.
Op 11 januari kwamen we dus ’s avonds aan bij de boerderij van Snelting in Megchelen. We kwamen binnen in een grote woonkeuken en moesten een oude mevrouw en een oude man die vreselijk dik was, een hand geven. Dat waren de oude boer en boerin Snelting. Dan waren er een jonge man en jonge vrouw die een jongetje op schoot had. Die moesten we “Oom Jan” en “Tante Sientje” noemen.
Later heb ik begrepen dat mevrouw en meneer Snelting geen kinderen hadden en dat Sientje hun nichtje was. Die was in dat huis in-getrouwd met haar man Jan Essink en die zouden later de boerderij overnemen. Jan was dus de eigenlijke boer. Maar mijn vader heette ook Jan, dus dat was nogal lastig. Daarom werd mijn vader daar Piet genoemd.
Ons gezin kwam niet helemaal bij Snelting te wonen. Ton, Theo en Joop gingen diezelfde avond nog naar een familie Wilting die nog dichter bij de grens woonde. Alleen ’s zondags zouden die bij ons zijn.
We werden onmiddellijk in bed gestopt, want het was nogal laat geworden en onder heerlijke dekbedden sliepen we als rozen. Ineens werden we wakker gemaakt Het was mijn vader die ons riep: “Kom, jongens, gauw, opstaan, kom kijken, er is een varken geslacht!”
Wij vlogen het bed uit, gauw aankleden en naar buiten. Naast de boerderij stond een bakhuis, waarin ook een varkensstal was. (Een bakhuis is een apart gebouwtje bij een boerderij, waar boeren vroeger hun eigen brood bakten en het voer voor het vee kookten. Daar was dus een oven en er stonden hele grote kookpotten). In dat bakhuis zagen we iets dat we nog nooit gezien hadden. Op de grond lag een heel groot varken, zó groot… En in mijn herinnering wordt het elk jaar nog groter…
Telkens werd er een emmer met heet water over het dode beest gegooid en mannen schraapten met een soort trechters over de huid van het varken. Mijn vader vertelde me dat ze het beest aan het scheren waren.
Na een poosje legden ze het op een houten ladder waar het met de achterpoten aan vastgebonden werd. Met man en macht werd de ladder toen omhoog gezet en begon het eigenlijke slachten. Wij werden toen een poosje naar binnen gestuurd, om te eten, denk ik, maar toen we weer bij de slachterij terug waren, was het varken helemaal opengesneden. Ik denk dat ze dat opensnijden te griezelig vonden voor zulke kleine jongetjes en dat we daarom waren weggestuurd.
Maar de rest van de week heb ik er met mijn neus bovenop gestaan. Ik zag hoe dat varken langzaam uit elkaar gesneden werd tot er niets meer over was. Maar overal op de boerderij waren mensen bezig de stukken vlees en spek klaar te maken om te bewaren. Spek ging in de pekelbakken, daarin werd het gezouten. De hammen werden gerookt en opgehangen, er werd bloed- en leverworst gemaakt. Ik heb toen ontdekt dat het slachten van een dier een heel groot en belangrijk werk was. Later zou ik ook nog zien hoe een koe geslacht werd, maar dat vertel ik later.
Toen al het werk aan kant was, dat zal vrijdags zijn geweest, riep de oude mevrouw Snelting, die we “oma” moesten noemen, Wim en mij mee naar het bakhuis en daar kregen we allebei een klein rond leverworstje. En ik weet nog dat ik dat achterelkaar heb opgegeten. Lekker! Ik denk dat ik daarvan heb overgehouden dat ik zo gek ben op hausmacher-leverworst, dus leverworst die de boeren aan huis maakten.
Wanneer de dag om was en al het werk gedaan, zat het hele gezin in die grote, warme eetkeuken bij elkaar. Er was maar weinig licht, want ook hier brandde alleen een carbidlantaarn. Opa Snelting, Jan, Piet en nog een knecht zaten met elkaar te kaarten, mijn moeder zat te naaien of te breien en Sientje verzorgde haar kleine Theo of speelde met hem. Wim en ik speelden ook, waarmee weet ik niet meer. Maar we hielden ons zo stil mogelijk, want ik vond die avondsfeer op de boerderij zo heerlijk. Maar op een gegeven moment moesten we natuurlijk toch naar bed. Oma knuffelde ons altijd en we moesten alle mensen netjes welterusten zeggen en dan nam mijn moeder ons mee naar de slaapkamer, waar we ons uitkleedden en op de knieën voor het bed ons avondgebed moesten bidden.
Dit is op Kattukse Vrienden voor Israël herblogd.