Oorlogskind (22) Gevaarlijke spelletjes

ben_1943

[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar.]

De zomer van 1945 was een heel mooie. Het was alsof de zon volop wilde meewerken aan het vergeten van de nare tijd die de mensen achter zich hadden. Maar met die warmte moesten we nu wel twee keer per dag heen en terug naar het dorp lopen om naar school te gaan. Daar waren we alleen al twee uur per dag mee bezig.

In mei van dat jaar heb ik in Megchelen mijn eerste communie gedaan. Bij katholieken doen kinderen van ongeveer acht jaar hun eerste communie. Ik heb nooit geweten waarom ik dat niet in de eerste klas mocht doen, toen ik nog in Arnhem op school zat. Maar nu was het dan zover. De juffrouw op school vertelde ons wat dat betekende. Ze legde ons uit wat biechten was. Je moest leren wat doodzonden waren en dagelijkse zonden. Daarvoor kregen we een heel vreemd boek. Daar stonden op een bladzijde gele stroken gedrukt met daarop allemaal grote en kleine inktspatten. Grote inktvlekken stelden doodzonden voor en kleine vlekken waren de dagelijkse zonden. Grote zonden moest je biechten en kleine zonden mocht je biechten, maar dat was niet verplicht.

Lees verder “Oorlogskind (22) Gevaarlijke spelletjes”

Oorlogskind (21) We verhuizen opnieuw

ben_1943

[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar.]

Hoe we de eerste dagen van de Bevrijding leefden, daar weet ik niet zoveel meer van. De slaapplaatsen van de hele familie en van ons waren allemaal vernield, de bedden lagen onder het puin. We zullen wel in het bakhuis of in de schuur geslapen hebben. Misschien sliepen we ook wel in de kelder, want die was tenslotte heel gebleven. Maar het was natuurlijk wel duidelijk dat we daar niet konden blijven. Ook mijn oudste drie broers konden niet op hun evacuatie-adres blijven, want bij de familie Wilting was het huis ook zwaar beschadigd. Een eindje buiten het dorp woonde de zus van mijn moeder met haar man.

De eerste vrouw van oom Gerrit was overleden en hij was achtergebleven met vijf dochters. Toen was hij met mijn tante getrouwd. Een van zijn dochters was die winter overleden, zodat ze nu nog vier meisjes hadden. Die waren toen ongeveer 15 tot 20 jaar oud. Bij die familie zouden we nu met zijn allen gaan wonen. Maar dat gebeurde pas na een paar dagen.

Lees verder “Oorlogskind (21) We verhuizen opnieuw”

Oorlogskind (20) De Bevrijding

ben_1943

[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar.]

Om in de kelder te komen moest je van buitenaf een stenen trap naar beneden van ongeveer twaalf treden. Boven aan de trap was een ijzeren luik. Wanneer er niet geschoten werd bleef dat ’s nachts open staan, want er moest natuurlijk veel frisse lucht naar binnen kunnen. Maar als het erg gevaarlijk werd ging het dicht. Dan was het ook behoorlijk donker, want ramen waren er niet in de kelder. Op een dag werd er in de buurt zo hard gevochten dat we uren lang onder het kanonnenvuur lagen. Doodsangst stonden de mensen uit. Toen het gevecht eindelijk voorbij was zaten er een paar flinke gaten in het ijzeren luik. Daar waren granaatscherven doorheengeslagen. Die scherven lagen onder aan de trap. Je snapt hoe gevaarlijk dat was geweest voor degenen die vlak bij de ingang lagen of zaten.

Lees verder “Oorlogskind (20) De Bevrijding”

Oorlogskind (19) Puin

Sneltingshof
Sneltingshof (herbouwd na de Tweede Wereldoorlog)

[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar.]

Opzij van het huis was een boomgaard en daar was ook het melkrek. De melkbussen die van de fabriek terugkwamen moesten nog eens heel goed worden schoongemaakt, want je kunt je wel voorstellen dat de melk heel hygiënisch behandeld moet worden. De schone bussen stonden op dat rek ondersteboven te drogen. Dat schoonmaken was het werk van tante Sientje.

Achter de boerderij stonden ook nog twee stromijten, opgestapelde strobossen, of graan dat nog niet gedorst was met een dak erboven.

Lees verder “Oorlogskind (19) Puin”

Oorlogskind (18) Leven op de boerderij

ben_1943

[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar.]

Voor kinderen uit de stad was het leven op de boerderij natuurlijk iets geweldigs. Wij stonden niet zo vroeg op als oom Jan en de knechten, want die waren om zeven uur ’s morgens de koeien al aan het melken. Als we dan zo om acht uur in de stal kwamen kijken, waren ze met twee man nog bezig. Ze zaten dan op een raar, klein krukje, een stukje paal waar een plankje op gespijkerd was, de melkemmer tussen de knieën. Ik vond het altijd heel spannend dat je door aan de uiers van de koe te trekken daar een straaltje melk uit kon laten komen. Melken was toen nog echt handwerk, melkmachines bestonden nog niet. Het melken van een koe duurde wel een kwartier en dat moest twee keer per dag gebeuren, ook op zondag. Je snapt dat daar iedere dag heel veel tijd mee heen ging.

Onder het melken mochten Wim en ik de koeien wel eens voeren, dan deden we hooi in de voerbak of gemalen bieten. We mochten die bieten zelf ook stuk snijden. Daarvoor was er een bietenmolen. Dat was een soort korf waar je de bieten in kon gooien. Onderin zaten messen die je met een zwengel aan de buitenkant van de korf kon ronddraaien. De stukjes biet vielen dan in een mand  en die werden aan de koeien en kalveren gevoerd. Dat alles gebeurde in het schemerige licht van de deel en de stallen. Want de verlichting bestond uit stallantaarns, die op olie brandden.

Lees verder “Oorlogskind (18) Leven op de boerderij”

Oorlogskind (17) Vluchtelingen

ben_1943

[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar.]

Doordat wij bij een gezin woonden waar de jonge boer Jan heer en meester was, was de plaats van mijn ouders een heel andere geworden. Mijn moeder hoefde niet voor het eten te zorgen, mijn vader hoefde nergens te gaan werken. Dus staken zij de handen uit de mouwen en gingen op de boerderij aan het werk. Mijn moeder kon heel goed naaien en gelukkig was er een naaimachine, zodat zij hele dagen aan het werk kon blijven. Zij had dan ook helemaal geen zorgen over het gezin. Jan en Sientje waren eigenlijk onze ouders geworden, want zij waren de baas op de boerderij. Mijn moeder was niet helemaal gezond, zij had astma, een heel nare ziekte waar je het vreselijk benauwd van kunt krijgen. Maar een van mijn oudere broers heeft me later verteld dat zij al die maanden dat zij daar achter de naaimachine zat, daar nooit last van heeft gehad. Ook mijn vader werkte volop mee, maar hij werkte vooral als timmerman. Op een boerderij is altijd wel wat te maken of te repareren, dus Jan was al lang blij  dat er een goede timmerman aan het werk was.

Lees verder “Oorlogskind (17) Vluchtelingen”

Oorlogskind (16) Een grote boerderij

ben_1943

[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar.]

De boerderij van Snelting lag midden in het dorp. Ervoor was een grote tuin, ik denk een meter of vijftig lang. Aan de straat was een mooie toegangspoort en daarachter een breed pad naar het huis. Links was de bloementuin en rechts de moestuin. De boerderij was van het T-type: een dwars geplaatst voorhuis waar gewoond werd en daar aan de achterkant tegenaan gebouwd het bedrijfsgedeelte. Op de deel stonden ongeveer tien melkkoeien en ook nog een stuk of vijftien jonge dieren. Aan de andere kant was de paardenstal, met drie paarden. Voor die tijd was het een grote boerderij. In het varkenshuis lagen zo’n twintig varkens.

Middenin het dorp stond ook de kerk en als je vanaf het kerkplein naar de boerderij keek, dan wist je dat Snelting een machtige boer was geweest. Een heel indrukwekkende voorgevel: vijf grote ramen op de begane grond met een dubbele voordeur daartussen en op de eerste verdieping zes ramen op een rij en daarboven nog een grote kap met kleine raampjes.

Lees verder “Oorlogskind (16) Een grote boerderij”

Oorlogskind (15) Een idylle

Sneltingshof
Sneltingshof

[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar.]

De maanden die toen volgden herinner ik me als een prachtige tijd. Op de boerderij hadden wij de tijd van ons leven, we mochten de varkens voeren, helpen met het verzorgen van de koeien, we keken toe bij het melken en… we gingen ook een klein beetje naar school. Maar laat ik vooraan beginnen.

Op 11 januari kwamen we dus ’s avonds aan bij de boerderij van Snelting in Megchelen. We kwamen binnen in een grote woonkeuken en moesten een oude mevrouw en een oude man die vreselijk dik was, een hand geven. Dat waren de oude boer en boerin Snelting. Dan waren er een jonge man en jonge vrouw die een jongetje op schoot had. Die moesten we “Oom Jan” en “Tante Sientje” noemen.

Later heb ik begrepen dat mevrouw en meneer Snelting geen kinderen hadden en dat Sientje hun nichtje was. Die was in dat huis in-getrouwd met haar man Jan Essink en die zouden later de boerderij overnemen. Jan was dus de eigenlijke boer. Maar mijn vader heette ook Jan, dus dat was nogal lastig. Daarom werd mijn vader daar Piet genoemd.

Lees verder “Oorlogskind (15) Een idylle”