Van Gerard Reve is het bekende grapje dat hij ooit een boek zou schrijven dat alle andere boeken overbodig zou maken, behalve natuurlijk de Bijbel en het telefoonboek. Nu dat laatste er niet langer is en Reve zijn eigen monumentale boek niet heeft geschreven, is de vraag pertinent welke boeken er wel echt toe doen. Er zijn lijstjes, zoals deze top-tien en deze canon, en ze zijn niet helemaal onzinnig, maar eigenlijk liggen maar een stuk of twintig titels me echt na aan het hart en daarvan zijn er maar drie gecanoniseerd: Karel ende Elegast, Multatuli’s Woutertje Pieterse en Hermans’ De donkere kamer van Damokles.
Het komt mij dus goed uit dat het laatste Multatuli Jaarboek – de opvolger van het tijdschrift Over Multatuli – is gewijd aan Hermans én Multatuli. Twee literaire helden in één klap. Ik heb het meteen uitgelezen.
Hermans heeft Multatuli met bovengemiddelde belangstelling gevolgd. Hij – ik bedoel Hermans – liet een behoorlijke bibliotheek na, waaraan Peter Kegel een kort artikel wijdt. Het boeiendste zijn de aantekeningen die Hermans in de marge van zijn boeken maakte: ze bewijzen hoezeer deze nadacht over zijn negentiende-eeuwse collega. Bepaald niet onkritisch, zo maakt Kegel duidelijk. Je krijgt ook de indruk, hoewel Kegel dat niet met zoveel woorden zegt, dat Hermans zijn boeken las met het doel argumenten te vinden voor zijn polemieken.
Hoewel Hermans dus kritiek op Multatuli had, identificeerde hij zich er wel mee. Beide auteurs geloofden in de natuurwetenschappen, schreven scherp, vonden zichzelf belangrijk genoeg om over alles en iedereen een mening te geven, voelden zich miskend en maakten er een punt van om – op weg naar perfectie – hun eigen werk te herzien. Hermans’ biografie De raadselachtige Multatuli was een verkapt zelfportret. Marc van Zoggel wijdt een leuk stuk aan de totstandkoming van dit boek. Dat er twee versies van zijn, was mij volkomen onbekend: ik bezit de eerste versie, niet de tweede, die Hermans zelf de betere vond. Ik ben benieuwd wat ik aan verschillen ga ontdekken als ik de twee boeken naast elkaar zal gaan leggen.
Het leukste artikel vond ik dat van Tom Phijffer, die ingaat op de relatie tussen Hermans en Rob Nieuwenhuys. De laatste wist verschrikkelijk veel van de Indische cultuur en meende dat Douwes Dekker in Lebak als een olifant door de porseleinkast was gegaan. Dat had hij echter nooit voldoende onderbouwd en daarop viel Hermans hem herhaaldijk aan, zodat er voor Nieuwenhuys al snel geen aardigheid meer aan was. Phijffer weet te documenteren dat de twee mannen elkaar beter kenden dan je zou hebben vermoed. Mooi citaat:
Hermans was een vréselijk koppige man die tegelijk zeer aardig kon zijn voor zijn omgeving; Nieuwenhuys daarentegen was een vreselijk aardige man voor zijn omgeving die ook zéér koppig kon zijn.
Eerlijk gezegd ervaar ik dat niet als de grote tegenstelling die Phijffer erin herkent. Klaartje Groot zal er niet ver naast zitten als ze aan het einde van een kort artikel over Hermans’ vriendelijkheid oppert dat diens sarcasme, gedram en querulantisme weleens een pose kunnen zijn geweest. Net als Multatuli’s “Publiek, ik veracht u”.
Zoals gezegd heb ik het Multatuli Jaarboek in één adem uitgelezen. Het stelt me ernstig in mijn ongelijk. Ik vind eigenlijk dat schrijvers minder interessant zijn dan hun teksten – ik heb er hier en daar al eens over geschreven. Maar dit keer heb ik me toch echt verloren in het leven van Hermans en, indirect, Multatuli.
***
Het Multatuli Jaarboek wordt toegestuurd als u lid bent van het Multatuli-genootschap, dat ook het Multatuli-huis beheert.
Is die typering van Phijffer niet een manier om te zeggen dat Hermans en Nieuwenhuys meer op elkaar leken dan je op het eerste gezicht zou zeggen?
“Beide auteurs geloofden in de natuurwetenschappen …” Het gebruik van het werkwoord geloven in verband met de natuurwetenschappen, stuit me tegen de borst. Geloven doe je in verband met niet bestaande bovennatuurlijke krachten of met roddels. Wellicht houd ik meer van: “Beide auteurs lieten zich overtuigen door de bewijsvoering in de natuurwetenschappen”.
Ja, dat zou ik ook zeggen. Je gelooft niet in de wetenschap. Je begrijpt haar.
Daar zit wat in. Ik zal op mijn woorden letten.
Nogal onzinnig; het onderscheid is alleen van belang als de god-kwestie – ie apologetiek – ter sprake komt. Dat is hier niet het geval. Maar als we toch op die slak zout willen leggen: stelden hun vertrouwen in, accepteerden de bevindingen van …..
Onder “geloof in de natuurwetenschappen” versta ik de opvatting dat de vooruitgang van de natuurwetenschap allerlei menselijke problemen zal oplossen.
Ongeveer dezelfde functie als het geloof in God. Ik weet te weinig van Multatuli om te kunnen zeggen of hij dit geloof had, maar bij Hermans heb ik deze optimistische gedachte niet aangetroffen
Nee hoor, je hoeft wetenschap helemaal niet te begrijpen om haar te aanvaarden en al helemaal niet de natuurwetenschappen. Richard Feynman (bepaald geen gelovige, maar wel een Nobelprijswinnaar)
“I think I can safely say that nobody understands quantum mechanics.”
“If I could explain it to the average person, it wouldn’t have been worth the Nobel Prize.”
Hij kreeg die voor zijn bijdrage aan de Quantum Electro Dynamica – een tak van de Quantum Mechanica.
Aan de andere kant heb ik een vrij goed begrip van de Aristoteleaanse natuurkunde – maar aanvaarden doe ik haar beslist niet.
U heeft het over het onderscheid tussen faith en trust – een onderscheid dat het Nederlands niet kent.
Met alle respect, de boekenlijsten waar u naar verwijst bestaan voornamelijk uit manlijke auteurs. Vrouwen zijn de veellezers en lezen mannen en vrouwenauteurs. Veel vrouwen zijn schrijvers. Veel mannen zijn recensent. Manlijke recensenten recenseren voornamelijk boeken geschreven door mannen. Bovenstaande gegevens zijn al jaren wetenschappelijk getoetst. Een wetenschappelijke verklaring waagt men zich niet aan.
Heeft u hierover een idee?
Vriendelijke groeten,
Marjan kloosterman
>
“Een wetenschappelijke verklaring waagt men zich niet aan.”
Die is toch niet zo moeilijk? In het Engels heet het male pig chauvinism.
schrijvers minder belangrijk dan wat ze schrijven, hetzelfde geldt voor bijv. beeldend kunstenaars, al die stomme teksten in een krant naast een foto van een schilderij!
hoe verzin een mens het!
Twee literaire helden in één klap.
Dat vind ik nou heel erg van jou, Jona. Wat is je definitie van een held. In feite schaar je jezelf hier in de categorie, die het in het voetbal heeft over de helden van Ajax of Feyenoord of het zelfs over de de godenzonen van Ajax heeft.
Het spijt me, maar dat valt me een beetje tegen van jou.