De Tweede Hoofdwet van de Archeologie

Slaven op een scherf terra sigillata uit Matilo (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Ik maak weleens het grapje dat er een “Eerste Hoofdwet van de Archeologie” is, namelijk dat niet meteen identificeerbare voorwerpen religieus zullen zijn. Aangezien er vroeg of laat wel een staaf of een gat in te herkennen is, zeg ik er soms bij, is ook een interpretatie als vruchtbaarheidssymbool snel gemaakt.

Als je dit tegen archeologen zegt, beginnen ze te grinniken, want ze herkennen het allemaal. De onderzoekers van de grotten waarin de Dode Zee-rollen zijn gevonden, identificeerden een nabijgelegen ruïne als het overblijfsel van een klooster. Het bleek een boerderij. Archeoloog Colin Renfrew noemt in The Archaeology of Cult een verzameling beeldjes van vrouwenfiguren die geen bewijs was voor een eredienst voor de Grote Moedergodin, maar bleek te behoren bij “a Mycenaean toy shop”. Voor een hilarische uitwerking kunt u al sinds 1979 terecht bij The Motel of Mysteries van David Macaulay.

Oudheidkundige standaardoverdrijving

Er is, zo kan ik u vandaag meedelen, ook een Tweede Hoofdwet van de Archeologie. Deze beschrijft de oudheidkundige standaardoverdrijving. Wat een archeoloog ook opgraaft, hij zal er méér van maken dan hij echt kan onderbouwen. Je vindt een trappenhuis achter de tempel van Castor en Pollux en de treden leiden naar het huis van keizer Tiberius. De trap is ouder dan de nieuwbouw van keizer Nero. Dan breng je naar buiten (a) dat die trap is gebouwd door Caligula (hoewel het archeologisch bewijs ook Claudius mogelijk maakt) en (b) dat dit bewijst dat Caligula inderdaad stapelgek was. Want anders zou hij Castor en Pollux niet als poortwachters voor zijn paleis hebben gebruikt.

Voor het geval u twijfelt: dit is een werkelijk gemaakte claim.

Amfipolis en Pompeii

Het enorme grafmonument in Amfipolis is dus, al voordat je het hebt onderzocht, het graf van een van de metgezellen van Alexander de Grote, ook al heb je werkelijk geen idee wat je zult vinden. Je moet toch wat, om naar fondsen te hengelen. Als je dan echter munten aantreft die een eeuw te jong zijn, heb je een probleem. Dat klets je vervolgens weg door te zeggen dat die zijn achtergelaten door latere bezoekers.

Vorig jaar ventten de archeologen die in Pompeii werkzaam zijn, een bende rommel uit als een tovenaarsschat. Dit jaar brengen ze de overblijfselen van twee mensen naar buiten als de resten van een rijke man (herkenbaar aan een wollen mantel) en een slaaf, die herkenbaar was aan het feit dat zijn ribben gekneusd waren geweest. Dat zou duiden op zwaar werk.

Tja. Ik kan wel wat meer redenen bedenken waarom mensen gekneusde ribben hebben, maar laten we even aannemen dat dit klopt. Zou het dan niet veel interessanter zijn geweest het socio-archeo-traumatologisch onderzoek te presenteren dat deze conclusie rechtvaardigt?

De Tweede Hoofdwet van de Archeologie

Mijn punt is: we krijgen weer eens een vondst gepresenteerd met een (vrijwel zeker te snel getrokken) vérgaande conclusie. Wat we niet krijgen te horen, is de wijze waarop wetenschappers tot die conclusie komen. De puzzel blijft onvermeld. Het gaat niet over wetenschap. De Tweede Hoofdwet van de Archeologie luidt dus: Als een archeoloog in het nieuws komt, zal hij het nooit hebben over archeologie. Hij beperkt zich tot de vondsten en de conclusies.

Nou ja, nooit: elke wet heeft uitzonderingen. Die tonen immers wat de regel is. Dit weekend laat Elleke Bal in Trouw de Vlaamse archeologe Astrid Van Oyen aan het woord – en dat artikel, “Het laatje met rommel als spiegel van de geschiedenis”, toont dat je prima over archeologie kunt schrijven als het testen van theorieën.

[In de reeks “Methode op Maandag” leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hierHet is trouwens, na al het voorafgaande, prettig dat ik ook eens iets aardigs kan schrijven over Trouw.]

Deel dit:

40 gedachtes over “De Tweede Hoofdwet van de Archeologie

  1. “de wijze waarop wetenschappers tot die conclusie komen”
    Zou dat komen omdat de methode die aan de Tweede Hoofdwet is verbonden in het Nederlands ook wel duimzuigen wordt genoemd?

    “dat je prima over archeologie kunt schrijven als het testen van theorieën”
    Het artikel in Trouw vind ik veel en veel interessanter dan het volgende hijgerige artikel over de zoveelste “sensationele” ontdekking. Van het eerste heb ik wat opgestoken, van het tweede net zo weinig als van het laatste nonnieuws over de laatste sterrejtes (m/v) in uw favoriete roddelblad.

  2. Jort Maas

    Ik ben het, zoals vaak, wel eens met je kritiek. Maar ik merkte tijdens het lezen dat ik mij afvroeg of deze karakterisering als wet (die eerst met een knipoog bedoeld was) het doel niet voorbijgaat. Het doet iets af aan wetten (overigens op zichzelf een problematisch begrip in de Oudheidkunde) en het licht vooral de probleemgevallen uit. Dat laatste wordt aan het einde van het artikel wel genuanceerd, het krijgt alleen niet hetzelfde platform. Maargoed, misschien komt het ook omdat de nuance (m.i. zijn archeologische rapporten zo vol met nuance dat ze daardoor juist bijna onbruikbaar zijn) die ik zie bij mijn vakgenoten door journalisten vaak als ‘oninteressant’ geduid wordt. En dus niet gepubliceerd of onherkenbaar vervormd de wereld in gaat.

    1. “Het doet iets af aan wetten”
      U hebt mij benieuwd gemaakt. Wat heeft JonaL precies afgedaan aan bv. de Wet van Bernouilli? Ziet u, ik kan mij niet zo goed voorstellen dat vliegtuigbouwers na lezing van dit artikel plotseling in de stress schieten.

  3. Robbert

    “het socio-archeo-traumatologisch onderzoek” ja dat wil ik wel lezen. Je kunt geen ribkneuzingen waarnemen aan die afgietsels, misschien ribbreuken vermoeden en die komen niet door zwaar werk maar door een forse stoot op de ribbenkast of een val…

    1. De botten werden wel gevonden. Op vrtnws meldt men dat de staat van de ruggenwervels aanleiding gaf tot de interpretatie zwaar werk-> slaaf.

    2. Ik heb inmiddels begrepen dat er traumatologisch onderzoek is gedaan naar de skeletten die in Herculaneum op de kust zijn gevonden. De conclusie dat slaven meer kans op trauma hadden, is daardoor, voor zover ik begreep, niet bevestigd.

  4. Huibert Schijf

    Bedankt voor de verwijzing naar het gesprek met Astrid van Oyen. Iemand met een degelijke academische staat van dienst en een goede interviewer. De centrale vraag is waarom dat overdrijven bij archeologen veel zou voorkomen en of dat systematsch gebeurt. JonaL noemt dit wetten. Maar zoals ik ooit ergens las: ‘The plural of anecdote is anecdotes. The plural of anecdotes is not evidence.’ Het zou geloof ik niet veel moeite kosten om zulke overdrijving ook in de gammawetenschappen te vinden, De kernvraag zou dus moeten waarom sommige wetenschappers soms overdrijven. Maar laten we daarvoor eerst eens naar een luie en op sensatie beluste pers kijken, En een goed persbericht schrijven is een vak apart.

    1. Rob Duijf

      ‘Maar laten we daarvoor eerst eens naar een luie en op sensatie beluste pers kijken (…)’

      Laten eerst eens oppassen voor frames. Er is gelukkig heel veel goede journalistiek; het is jammer dat de populistische ‘Telegraaf-benadering’ afstraalt op het hele vakgebied. Niet alle media beschikken over een wetenschapskatern, laat staan een wetenschapsbijlage, of over terzake deskundige bureauredacteuren. Dat heeft niets met luiheid te maken. Als u ooit op een redactie zou hebben gewerkt, dan zou u dat hebben geweten.

      ‘En een goed persbericht schrijven is een vak apart.’

      Nee, hoor. Het behoort tot het standaardgereedschap van een voorlichter. Dat wil niet zeggen dat iedere voorlichter een goed persbericht schrijf, maar hij wordt wel geacht dat te kunnen. Een voorlichter moet in staat zijn een ingewikkelde boodschap te vertalen naar zijn doelgroep. Het mag duidelijk zijn dat een persbericht voor vakgenoten er anders uitziet dan een algemeen persbericht voor een breed publiek.

      Bovendien moet een voorlichter in staat zijn te denken zoals een redacteur denkt, die ergens in zijn kolommen nog een plekje vrij heeft dat moet worden opgevuld. Maar nog belangrijker is het dat een voorlichter een belang heeft en juist die boodschap naar voren brengt, waarvan hij wil dat een redacteur die overneemt. En dat hoeft niet de boodschap te zijn die een kritische journalist wil horen…

      Aan de andere kant: hoe vrij is de vrije journalistiek die wordt geregeerd door reclame-inkomsten en oplage-, verkoop-, klik-, like, kijk- en luistercijfers? Dat is een voortdurend zoeken naar balans tussen commercie en journalistieke vrijheid. U vraagt en wij draaien; ik kan je verzekeren dat dat voortdurend wordt gepeild.

  5. Roger Rymen

    Gekneusde ribben? In de Belgische pers sprak men van schade aan de ruggenwervels wat zou wijzen op zwaar werk en een Romeins burger deed geen zwaar werk. Trouwens wordt door onderzoekers toch algemeen aanvaard dat dergelijke schade wijst op zwaar werk, of ben ik mis?

    1. Je hebt gelijk dat het niet ging om ribben.

      Dat Romeinse burgers geen zwaar werk zouden doen, dat is dan weer niet zo zeker. Boeren en legionairs waren Romeinse burgers en reken maar dat die hard werkten.

  6. Robbert

    Dirk en Roger Rymen: vrtNWS heeft het inderdaad over ruggenwervels, die ribkneuzingen kwamen van de NOS, toch wel ietsje anders…
    Ja, als je botten vindt kun je natuurlijk wel ribfracturen, wervelschade etc. vaststellen.
    Schade aan ruggenwervels bij 18/25-jarige door jarenlang zeer zwaar werk lijkt me mogelijk maar daarvoor geldt ook weer Jona’s vraag: wie heeft dat onderzocht en geconcludeerd?

  7. Joppe Gosker

    Mijn ervaring is dat archeologen heel genuanceerd zijn. Andere, journalisten of mensen van de PR van je bedrijf/instituut, maken er een sensationeel verhaal van…

    1. Ik vrees dat dit niet waar is. De overdrijving zit vaak al in het persbericht, en dat is toch echt door de archeologen zelf gefiatteerd. Ik heb het een jaar of wat geleden eens uitgezocht: toen bevatte 40% van de archeologische persberichten fouten – niet alleen overdrijvingen – die herkend zouden moeten zijn geweest.

      Het is niet uniek voor de archeologie. Ionica Smeets en Peter Burger hebben een paar jaar geleden de persberichten van de medici doorzocht: de statistisch niet-significante verbanden die als ontdekking werden gepresenteerd, kwamen uit het persbericht die de onderzoekers zelf de wereld hadden ingestuurd.

      1. Rob Duijf

        Persberichten schrijven moet je niet aan wetenschappers overlaten. Een organisatie die zichzelf serieus neemt, heeft een voorlichter in dienst of huurt externe expertise op het gebied van communicatie in.

        Dat betekent wel dat de rol van voorlichting goed verankerd moet zijn in de organisatie, net zo goed als onafhankelijke journalistiek dat moet zijn in een commerciële mediaorganisatie. De grens is diffuus: wiens brood men eet… enfin.

      2. Joppe Gosker

        Ik werk niet in Nederland, vandaar dat ik ook “mijn ervaring” toevoegde. Bij ons is er een PR medewerker, die er een mooier verhaal van maakt… Het is denk ik genuanceerder; Ja het verhaal word soms mooier gemaakt, maar niet altijd door de archeoloog en niet altijd met deze opzet. Je moet ook iets moeilijks simpel uitleggen en je kunt niet aankomen met vaktermen.
        En, fouten, ja die kom ik ook tegen, en ik maak ze zelf…

  8. Ik ben eens gaan kijken naar de bron, een persbericht van het Parco Archeologica di Pompei. Wordt niet vermeld op de VRT-site (jammer, want doen ze doorgaans wel).

    Het persbericht vond ik voldoende genuanceerd en uitgebreid. Ze zijn er voorzichtiger dan sommige journalisten. Zo spreekt men er van samengedrukte wervels, en dat “would suggest that he had carried out hard manual work. He could therefore have been a slave.” Geen zekerheid, wel een mogelijkheid. Verderop wordt naar deze persoon ook verwezen als de “slaaf” tussen aanhalingstekens.
    Het is me niet duidelijk waarom de andere als meer welgesteld wordt aanzien. Als ik het goed lees, is enkel de schedel bewaard, dus over eventuele slijtage van de botten kan je hier niets zeggen. De wollen mantel is een zwak argument aangezien men verderop vermeld dat ook de “slaaf” mogelijk een wollen mantel bij zich had. Daarvan werd wat verderop een holte teruggevonden.

  9. Paul van der Vet

    Dit fenomeen is niet beperkt tot de archeologie. In het vak dat ik voor mijn pensioen uitoefende, kunstmatige intelligentie, waren en zijn volstrekt uitzinnige claims eerder regel dan uitzondering. En, zoals een van de reageerders opmerkt, de afdeling Voorlichting van universiteiten maakt de boel alleen nog maar erger

  10. Tommy Heyman

    Bedankt voor de verwijzing naar het artikel in Trouw, dat ik met gretigheid las… En blijkbaar bestaan ze dus gelukkig ook nog classici die zich bekwamen in archeologie, wat toch ook goed nieuws is…

    Ik was direct haar boek gaan opsnorren dat blijkbaar bij Cambridge University Press is verschenen en viel weeral haast van mijn stoel van de prijs voor de hardcover… 98 euro… voor een “leek” maar ernstig geïnteresseerde in de oudheid is dat wat veel, al doe/deed ik het soms wel…
    De ervaring leert me echter dat bij Cambridge University Press over het algemeen dan toch na een drietal jaar een paperback-versie verschijnt voor een dertig-veertigtal euro’s… wat verre van overal het geval is…

    Maar toch vind ik het “wat ongehoord” -om een eufemisme te gebruiken- van universitaire uitgeverijen, een dergelijke ‘prijszetting’…

    Zeker daar ik uit ervaring weet via vrienden en kennissen academisch actief, dat het niet aan de ‘auteurs’ ligt, die het vaak ook liever anders zouden zien……

    1. Huibert Schijf

      Prijs boek. Een hoge prijs is heel normaal bij zo’n gespecialiseerd academisch boek. Er wordt van uitgegaan dat Universiteitsbibliotheken dat toch wel zullen betalen. Overigens zag ik op Amazon.de (de Duitse Amazon die geen portokosten rekent omdat Nederland administratief tot Duitsland wordt gerekend) vermeldt Euro 86,12. Ik zeg het met schroom want anders krijg ik weer allerlei reacties dat ik niet besef wat voor kapitalistische uitbuiter Amazon is. Dat weet ik best en de EU is ook druk bezig om daar paal en perk aan te stellen. Maar boeken zullen er niet goedkoper van worden.

      1. Frans

        Het scheelt maar een tientje, dus in dit geval is Amazon geen kapitalistische uitbuiter. En ik snap dat universiteitsbibliotheken zo’n duur boek wel kunnen betalen, maar wat als je nou geen student bent en het onderwerp toch interessant vindt? Dat een boek maar een klein publiek bereikt van specialisten of geïnteresseerde leken hoeft toch nog geen reden te zijn om het onbetaalbaar te maken? Sterker nog, dat lijkt me juist een reden om het voor een lagere prijs aan te bieden.

        1. “dus in dit geval is Amazon geen kapitalistische uitbuiter”
          Amazon is geen uitbuiter om de prijzen die het vraagt maar om het salaris dat het betaalt in beroerde werkomstandigheden. Opmerkelijk dat u de werknemers vergeet en zich alleen druk maakt om een elitaire groep bekommert. Volgens mij is dat de definitie van snobisme.

  11. Dankzij dit stukje heb ik een interessant filmpje over de techniek van afgietsels, bruikbaar in de klas. Nu vraag ik me toch af waar die gekneusde ribben vandaan komen. Heeft er op de NOS iemand een vertaalfout gemaakt?

    1. Huibert Schijf

      In het degelijke verslag over de vondst in The Guardian van een paar dagen geleden is sprake van compressed vertebrae. Werfels dus en geen ribben. Ergens heeft iemand een vertaalfout gemaakt. Wie o wie?

      1. Huibert Schijf

        De publiciste Lauren van Zoonen spreekt op haar twitter van gekneusde ribben. Ze verwijst naar een Engels artikel waarin sprake is van compressed discs. Dat zijn tussenwerfelschijven en geen ribben. Tja.

  12. Jeroen

    Tja.. ik begrijp ook niet (net als meerdere reageerders hierboven) waarom Tom Holland en Fik Meijer aangevoerd worden als slechte individuen, terwijl enkele slechte archeologen (laat ik ze maar even zo noemen, hoewel de fout zeer goed mogelijk bij de pers ligt) direct als bewijs voor het falen der archeologen in het geheel worden opgevoerd.

    Historici roeptoeren namelijk ook maar wat… kijk maar: Tom Holland en Fik Meijer.

    1. JonaL noemt hierboven een percentage van 40%. Is een vergelijkbaar percentage boeken over de Oudheid van het niveau Holland en Meijer?

      1. Jeroen

        In dat geval moet je archeologische boeken vergelijken met historische, niet de (door journalisten geschreven; geen archeoloog heeft de tijd om die allemaal vooraf door te lezen en te fiatteren).

        Als Jona fouten in archeologische krantenberichten bijhoudt, moet aangetoond worden dat de genoemde 40% beduidend hoger ligt dan die van sport berichten, economische, etc..

  13. Johan Hendriks

    Vandaag (25 november 2020) een kort bericht in De Volkskrant (pag 18), waarbij ik me afvraag waar de wetenschapsredactie ie gebleven.”Zweden. Hond van circa 8.400 jaar. “Daarna een foto en het korte onderschrift: ‘Hield de mens in het stenen tijdperk ook al honden ? Die vraag borrelt op nu bij opgravingen van een nederzetting in Ljungaviken dit skelet is opgegraven.” Einde bericht. Ik vraag me oprecht af WELKE vraag borrelt op ??? We weten toch al lang dat in het Kesslerloch bij Thayngen (CH) de bovenkaak van een al gedomesticeerde hond is gevonden en dat wordt gedateerd op een ouderdom van 14.500 jaar ! En dat er een onderkaak van een ongeveer evenoude hond is aangetroffen in het beroemde dubbelgraf uit Bonn-Oberkassel (D), naast het skelet van een jonge tengere vrouw en een 20 tot 30 jaar oudere man. Wordt het niets eens tijd om de wetenschapsredacties van de kwaliteitskranten van Nederland eens tot de orde te roepen ?

    1. Evert van Ginkel

      Vanmorgen op je wenken bediend, Johan, door Leo Verhart, wiens reactie die gelijkluidend is aan de jouwe door dezelfde krant geplaatst werd als Brief van de Dag, er is dus wel een zeker zelfreinigend vermogen bij de pers. Hoewel het gek blijft dat bij het optikken van het bijschrift niet alleen niet de moeite was genomen om de inhoud van het verhaal te checken, maar zelfs de datering en het land van herkomst achterwege werden gelaten.

      1. Toch is er iets verontrustends. De algemene redactie zou normaliter advies hebben gevraagd aan de wetenschapsredactie, zoals ze dat doet als er een claim was over pakweg quantumverstrengeling of een nieuw corona-vaccin. Maar dat heeft de algemene redactie niet gedaan. Journalisten herkennen archeologie niet als wetenschap.

  14. Evert van Ginkel

    Ik herinner me een geval van nu bijna precies vijf jaar geleden (Jona weet het nog goed…) waarin de pers een nogal vérgaande claim van een vooraanstaand archeoloog graag en klakkeloos overnam. Ik schreef naar aanleiding daarvan een kritisch commentaar, waar de collega in kwestie erg bedroefd van werd; hij verweet me “te zijn afgegaan op de krantenkoppen.’ Ik kon hem verzekeren dat ik integendeel was afgegaan op het uitvoerige persbericht van zijn eigen universiteit, waar hij op zijn minst mede de hand in heeft gehad, en dat niet genuanceerder was dan de weergave ervan door de pers. Hij heeft zich zelf ook (begrijpelijkerwijze) nooit geroepen gevoeld die persverslagen te nuanceren. In een later NRC-artikel dat beide kanten van de zaak belichtte, beloofde hij met aanvullende gegevens te komen. Wij wachten nog steeds in spanning af. Kortom; een interessant mengsel van ambitie, oprecht geloof in eigen gelijk, een serie opeengestapelde niet-ongeloofwaardige argumenten die samen evenwel nog geen waarschijnlijkheid laat staan werkelijkheid vormen, een gretige en competente afdeling PR van de universiteit, een gunstig moment om het nieuws te lanceren, geen pech dat er diezelfde dag een beroemde voetballer is overleden o.i.d., een pers die van nature meer geïnteresseerd is in een smeuiig verhaal nú dan in saaie want ingewikkelde nuance achteraf (oud nieuws…) en een gebrek aan discussie binnen de vakwereld zelf.

    1. Ja, inderdaad, en het venijn zit in de staart: de vakwereld heeft erin berust dat het kader werd vernietigd waarin de discussie te voeren was. En ik ben het, eerlijk gezegd, meer dan zat dat we academici hebben die zich niet inzetten voor het herstel van de wetenschap. Zeker de oudere generatie moet herinneren dat de condities voor inhoudelijke discussie ooit gunstiger zijn geweest.

      Het is zoiets als met de trein. Het is niet erg dat die vertraagd is of dat je geen zitplaats hebt. Het is ook niet erg dat de universiteiten falen. Maar zoals je je herinnert dat de treinen ooit wel functioneerden en je ergert aan de ontkenning van een elementair feit door de NS-bestuurders, zo stoor ik me aan academici die mooi weer spelen, terwijl iedereen die tot zes kan tellen kan constateren dat een opleiding van vier jaar niet het niveau heeft van een opleiding van zes jaar.

      Er is overigens ooit een supermarkt geweest die 4=6 heette. Misschien verklaart dat waarom de gemiddelde academische bestuurder een kruidenier is.

Reacties zijn gesloten.