In 1942 bracht de Duitse schrijver Stefan Zweig een novelle uit met de bovenstaande titel. Ik las het boek op de middelbare school voor mijn lijst Duits. Doorgaans voorspelt dat geen grote liefde voor het gelezene, maar Schachnovelle was anders. Bijna dertig jaar later kocht ik het in Duitsland om het nog eens te lezen.
Het verhaal speelt zich af op een oceaanstomer tussen Buenos Aires en New York. Een groepje enthousiastelingen weet een schaakcompetitie te organiseren tussen henzelf en de wereldkampioen schaken, die toevallig ook op het schip meereist. Het clubje verliest hun eerste partij. Tijdens de tweede partij weet een toevallige voorbijganger met zijn advies een verloren partij nog net in remise te laten eindigen.
De groep overtuigt de voorbijganger – de hoofdpersoon uit het verhaal – met veel moeite om de wereldkampioen voor een derde partij uit te dagen. Die wint hij, tot groot genoegen van alle omstanders. Een vierde partij volgt, op verzoek van de wereldkampioen. De hoofdpersoon raakt almaar geagiteerder tijdens die partij en als zijn tegenstander ‘schaakmat’ constateert, gebeurt er iets raars. De hoofdpersoon roept dat de stukken allemaal verkeerd op het bord staan en krijgt een acute zenuwinzinking. Hij blijkt de partij niet zozeer op het bord gespeeld te hebben, maar in zijn eigen hoofd.
Het eigenlijke verhaal speelt zich na dit voorval af. Als de hoofdpersoon zijn levensverhaal vertelt aan de verteller van het boek. Dat levensverhaal vormt de verklaring voor zijn uitzonderlijke gedrag. Hij is een Oostenrijkse accountant die rond de tijd dat het Derde Rijk Oostenrijk overnam, landgenoten hielp hun vermogen in het buitenland onder te brengen. Daarvoor wordt hij uiteindelijk gearresteerd, ondervraagd en gemarteld.
Fysiek overkomt hem in de gevangenis niets. Hij wordt alleen bij iedereen weg gehouden, zodat de enige mensen waarmee hij kan praten zijn ondervragers zijn. Dat drijft hem bijna tot doorslaan, tot de dag dat hij uit de jaszak van één van zijn ondervragers een boekje weet te stelen. Het blijkt – aanvankelijk tot zijn teleurstelling – een boek met schaakpartijen te zijn. Met dat boek leert hij zichzelf schaken en als hij eenmaal alle 150 partijen volledig uit zijn hoofd kent, gaat hij zelf schaken, tegen zichzelf.
Omdat hij geen bord en stukken heeft, spelen die partijen zich allemaal in zijn hoofd af. En omdat hij alleen tegen zichzelf kan spelen leidt die schizofrene situatie al snel tot waanzin. Dankzij die waanzin weet een hem gunstig gezinde gevangenisarts hem uiteindelijk vrij te krijgen. ‘Nooit meer schaken!’ is diens advies. Op het schip slaat hij dat advies voor het eerst – en voor het laatst – in de wind.
Schachnovelle is een boek dat iedereen gelezen moet hebben, omdat Stefan Zweig meesterlijk weet duidelijk te maken hoe een mens volledig opgesloten kan raken in een wereld die alleen in zijn eigen hoofd zit. Hij doet dat zo goed dat waanzin bijna normaal wordt, zo begrijpelijk. Het onvoorstelbare is in Zweigs hand ineens heel inleefbaar voor de lezer en de gek blijkt gewoon een mens.
Ik heb niet veel Duitse literatuur gelezen in mijn leven, maar de tweede keer dat ik Schachnovelle las, viel me op hoe verschrikkelijk mooi de Duitse taal is. Dat was me op de middelbare school nog niet opgevallen.
- Stefan Zweig, Schachnovelle (1942; €6,99)
[Aan mijn uitnodiging om tijdens deze lockdown geliefde boeken te delen, gaf ook mijn goede vriend Richard gehoor. Dank!]
Stepha Zweig een Duits schrijver? Hij is in Wenen geboren, woonde in Salzburg…….
Franz Kafka woonde in Praag. Toch rekent men hem in het algemeen tot de Duitse literatuur.
Deze novelle toont weer eens aan dat het hoogste tijd wordt om de Duitse Taal, Cultuur en Wetenschap [ alle met een hoofdletter :-] eens uit het verdomhoekje te halen. Het is een ernstig misverstand dat een Duitse student in Enschede het Engels gebruikt (met redenen die Uzelf kunt bedenken) in plaats van zijn eigen taal; de landsgrens bevindt zich op minder dan vijf kilometer.
Die vergelijking met Kafka gaat niet helemaal op. In Praag was Duits een minderheidstaal (dat kan je van Oostenrijk niet zeggen) en Kafka heeft alleen maar in het Duits geschreven. Verder ben ik het geheel met u eens.
De student zou het Nederlands kunnen proberen..
Ik onderschrijf uw pleidooi om de Duitse taal, cultuur en wetenschap uit het verdomhoekje te halen van harte. Terzijde, ik geef er de voorkeur aan het Duitstalige literatuur te noemen want daarmee wordt de omvang van het literatuurgebied aanmerkelijk vergroot tot zelfs Namibië.
Een nog groter misverstand is dat men aan de ene kant van betreffende landsgrens vooral Nederlands zou praten en aan de andere kant Duits. Aan beide kanten spreekt men meest Nedersaksisch. En dat maakt uw redenering – met name die vijf kilometer – tamelijk onzinnig.
In 1942 had Zweig overigens de Britse nationaliteit. Je kan ook zeggen dat hij een Oostenrijkse schrijver was, maar misschien weet niet iedereen dat in Oostenrijk Duits gesproken wordt. De spannende Sachnovelle is prima te lezen. Mijn voorkeur zou Die Welt von Gestern. Erinnerungen eines Europäer zijn. Let op dat Europeaan. Recent zijn lezingen van Zweig in een Nederlandse vertalingen verschenen: Aan de Europeanen van vandaag en Morgen, met een voorwoord van de altijd interessante Caroline de Gruijter.
Kafka werd geboren in een stad die in die tijd tot Oostenrijk-Hangarije behoorde. Hij was, net als Zweig joods, sprak zowel Tsjechisch als Duits, maar schreef in het Duits. Hij wordt dan ook tot de Duitstalige literatuur gerekend, net als b.v. Canetti. Maar daarom is hij nog geen Duiser…..
Zweig was Oostenrijker, studeerde in Wenen, schreef voor Oostenrijkse kranten en verliet Sakzburg pas toen de nazi’s het daar voor het zeggen kregen. Er is een grote, belangrijke Oostenrijkse literatuur. Dat die grotendeels Duitstalig is, maakt Zweig, net als zijn vriend Joseph Roth nog niet tot een Duitser. Hij hoort typisch tot de oude Habsburgse cultuur. We weten er meestal te weinig van. Wenen heeft een prachtig litarutuurmuseum! En in Salzburg bevindt zich een internationaal Zweig centrum. Lees zijn Die Welt von Gestern. De moeite!
Dat we in dit landje veel te veel uitsluitend naar Amerika ijken… ja, dat is helaas zo. Wie leest er nog Frans?
Ik ben het weer geheel met u eens. Ook Roth en Canetti waren joods. Het is die Habsburgse-joods literatuur die helaas grotendeels vergeten is. Ik lees nog weleens Frans, maar ik heb nog op de HBS gezeten waar die moderne talen er grondig werden ingestampt
Ook mooi is Zweig’s “Die Welt von Gestern”, dat gaat over de ten onder gegane burgerlijke wereld van het Habsburgse Oostenrijk.
“Ik las het boek op de middelbare school voor mijn lijst Duits.” Dat geldt ook voor mij, het is een dun boekje. De inhoud was ik allang kwijt.
Los van de geloofwaardigheid waarmee Zweig het beschrijft: blindschaken bestaat, wordt nog steeds gedaan, zelfs blindsimultaan, maar altijd tegen anderen dan jezelf…
Het plaatje op het boek is een belediging voor schaakliefhebbers.
Inderdaad worden maar weinig schakers enthousiast van het idee om een partij tegen jezelf te spelen. Daarentegen worden er nogal wat moe van het stereotype thema schaken maakt krankzinnig. Tenslotte is het idee dat men de sterkte van een wereldkampioen kan bereiken door 150 partijen uit het hoofd te leren en in het eigen hoofd te gaan schaken ronduit malloot. Laten we de vier wereldkampioenen nagaan die Zweig zelf heeft meegemaakt:
Lasker had ruim vijf jaar in koffiehuizen gespeeld en een jaar of tien in het internationale circuit gespeeld.
Capablanca speelde zijn eerste match 20 jaar voor hij Lasker versloeg.
Alekhine had eveneens een aanloop van ongeveer 20 jaar.
Euwe deed voor het eerst in 1919 mee aan het Nederlands kampioenschap (en werd tweede), 16 jaar voor hij de titel won.
Topschaak was ook toen al alleen mogelijk middels hard werken.
Sociale isolatie is een ramp, maar we kunnen veilig stellen dat wat Zweig’s hoofdpersoon overkomt niet daarvan het gevolg is. De psychologie van het boek deugt simpelweg niet.
Iemand die opgesloten raakt in zijn eigen hoofd… Op zich een goed idee, maar ik betwijfel of het boek iemand die niet kan schaken en ook geen behoefte heeft om het te leren, veel te bieden heeft. Het is net als met romans over wielrennen; die lees je ook niet als je die hele Tour de France wel voor gezien houdt.
Volgens mij heeft Schaaknovelle vooral die mensen iets te bieden hebben die niet kunnen schaken, geen behoefte hebben om het te leren maar er wel vooroordelen over koesteren.
Ik had al in de reacties Radetzkymars aangetipt, van Joseph Roth, in de nieuwe vertaling van Els Snick. Dat boek was ook in 1942 uitgebracht, net als Schachnovelle van Stefan Zweig, die een goede vriend van Roth was.
Ik lees Radetzkymars nu voor aan mijn man, we zitten middenin, en het schrijfwijze doet ons denken aan Een liefde van Lodewijk van Deyssel (trage, diepgaande, haast poetische beschrijvingen van de emoties en motieven van de personages). Maar de nodige ironie en warmte zit er wel in Radetzkymars.
Het gaat, door middel van een familieepos, over de laatste jaren (neergang, dus) van de Habsburger dynastie/monarchie, van 1859 tot (denk ik, we zijn er nog niet) na de Grote Oorlog. Geeft een goed beeld van de tijd en heersende moraal. Maar is vooral leuke lectuur.
Van Oorschot, 2020. Met voorwoord van Geert Mak, nawoord van de vertaler, en tekeningen van Jan Vanriet.
ik vrees dat u zich in de datum vergist. Volgens mijn Duitse dtv pocket is Radetzkymarsch in 1932 verschenen. Iets verder zoekend kwam ik steeds op dat jaar uit. Mij treffen vooral de melancholie en ironie in de stijl. Die stijl heeft mij eerlijk gezegd nooit aan Lodewijk van Deyssels Een Liefde doen denken.
Typefout – ja inderdaad, 1932. Bedankt.
Het jammere is dat er zoveel kleurrijkere en interessantere personages in het topschaak rondlopen, die talrijke opmerkelijke anecdotes opleveren.
https://www.quora.com/Chess-What-are-some-interesting-stories-about-Vassily-Ivanchuk
Before Ivanchuk had become a famous chess player, he was a little known chess junior in one of the more rural parts of the Soviet Union. His trainer could see what tremendous talent Vassily had, and decided to enter him in one of the strong National Soviet Tournaments. On the way to this tournament, he explained to Vassily that it was a great advantage that no one knew of him. This way, he could prepare for his well-known opponents but no one could prepare for Vassily. The trainer told Vassily that he should not let anyone know what openings he plays.
Upon arrival Vassily and his trainer ran into GM Suetin. Trying to make conversation, GM Suetin said “so tell me Vassily, how do you open with the white pieces?”
Vassily replied, “Well, I like to play 1. e4 or 1. d4 but I’ve recently started playing 1. Nf3. However, 1. c4 is my real favorite.”
Perplexed, GM Suetin said “Well if I play 1. d4, how would you respond?”
Vassily said “I’d play either 1… d5 or 1… Nf6 … or maybe 1… d6 or 1… e6.”
GM Suetin thought Ivanchuk would be crushed in the tournament. After all, the poor kid obviously didn’t have a real opening repertoire, so he decided to show Vassily a rare variation of the Queen’s Gambit Accepted. Once he was done explaining the opening to Vassily, he decided to play some speed games with him to enable Vassily to get a ‘feel’ for the opening. In the meantime, Vassily’s trainer excused himself so he could say hello to some old acquaintances. About an hour later, the trainer returned to see GM Suetin playing blitz with Ivanchuk. The trainer asked GM Suetin what the match score was so far.
GM Suetin, who looked as if he had just been through a war, muttered, “We have played ten games.”
The trainer said “Yes, but what is the score?”
GM Suetin turned to the trainer and shouted “WE HAVE PLAYED TEN GAMES!”
Ivanchuk had won all ten.
PS: Suetin was een ervaren en verdraaid sterke schaker – 4e in het Sovjetkampioenschap van 1963.