De paradox van Menon

Plato (Capitolijnse Musea, Rome)

Op een mooie zomerdag – het zal ergens in de late jaren tachtig zijn geweest – kwam ik aan op Amsterdam CS en ik wandelde naar de fietsenrekken. (Ze waren toen nog dichter bij het station, herinner ik me ineens. Waar komt zo’n herinnering, waar ik in een kwart eeuw niet over heb nagedacht, zo ineens vandaan?) Terwijl ik de plek naderde waar mijn karretje stond, zag ik een man met een oranje tuinbroek op de grond zitten. Toen ik eenmaal door had dat hij zat naast mijn fiets en mijn slot aan het losbreken was, begon ik te rennen, maar hij had mij ook gezien en ging er vandoor op mijn fiets.

Even later zat ik bij de politie. Als ze nu naar de Oudemanhuispoort gingen, de plek waar dieven andermans fietsen traditioneel aanboden, konden ze de man met de oranje tuinbroek arresteren. Ze hadden een getuige, ze konden voor één keer werkelijk iets doen. Terwijl ik duidelijk maakte dat haast was geboden, deden ze helemaal niets. Als ze hadden gezegd “tja, dan arresteren we hem en dan staat ’ie na een uur weer op straat”, dan zou ik er nog vrede mee kunnen hebben, maar ze deden helemaal niets. Gewoon, niet luisteren naar wat werd gezegd. Zoals net de herinnering terugkeerde dat de fietsenrekken ooit dichter bij het station stonden, zo ervaar ik nu ineens weer een gevoel van woede. Wat ik dan weer niet herinner is of ik nog aangifte heb gedaan of dat ik kwaad ben weggelopen.

Lees verder “De paradox van Menon”