Wanneer ik in Berlijn verbleef, bezocht ik dikwijls het grote Etnografische museum in Dahlem. Daar waren in enkele stille zalen prachtige muurschilderingen van gestileerde Boeddha’s te bewonderen die afkomstig zijn uit steden langs de noordelijke zijderoute. Maar hoe zijn die fresco’s in dat Berlijnse museum terecht gekomen, vroeg ik mij af. Peter Hopkirk schrijft in zijn Foreign Devils on the Silk Road (1984; het is zeker antiquarisch nog te koop) over Duitse ontdekkingsreizigers die aan het begin van de twintigste eeuw op zoek gingen naar schatten en verdwenen steden langs de zijderoute. Het is een boek vol avontuur, ontdekking en roof.
Ooit zag ik een documentaire over archeologische vondsten uit het graf van een rijke Romeinse dame in het Engeland van rond 140 na Chr. Ze bleek een sjaal van zijde te hebben gedragen toen ze werd begraven. Via de Zijderoute uit China en daarna Rome was die sjaal uiteindelijk in het verre Londinium beland. De naam Zijderoute voor de historische handelsroutes tussen China en het Romeinse rijk is pas in de negentiende eeuw bedacht. De naam is misleidend omdat er in werkelijkheid vele routes bestonden, afhankelijk van al of niet uitgedroogde waterbronnen in oases of het gevaar van lokale roofbendes. Bij die handel in zijde en peper, maar ook goud en ivoor, tussen China en het verre Westen waren de Romeinen en de Chinezen nauwelijks van elkaars bestaan op de hoogte. De zaken verliepen via tussenhandelaren en eindelijk in Rome aangekomen was de zijde peperduur geworden, evenals de peper.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.