
[Dit is het vierde deel van een reisverslag uit 2004; het eerste is hier.]
Multan staat tegenwoordig bekend om drie dingen: stof, graven en hitte. Wij worden er verwelkomd met de geruststellende woorden dat we geluk hebben dat het niet meer zo heet is als de dag ervoor. Vandaag is het nog maar 46 graden. Ondanks deze meevaller sluiten we ons op in onze hotelkamer en kijken van onder de airconditioning naar het cricket op TV. Het journaal meldt dat een autobom is ontploft bij het Amerikaanse consulaat in Karachi.
De volgende ochtend lopen we door de fleurige straten naar het moderne fort, dat ligt op de plaats waar in de tijd van Alexander een rijkgedecoreerd heiligdom stond voor de god Vishnu. Antieke bronnen melden dat eerlijke mensen de ontelbare pelgrims gastvrij onthaalden. Die offerden bloemen in de tempel, waar altijd enkele dienaressen zaten te musiceren. Het moet een aangename plaats zijn geweest, want rond de tempel lagen tuinen met waterpartijen en in de buurt was een opvanghuis waar duizenden arme mensen eten, drinken en medicijnen kregen.
Alexander liet de stad plompverloren bestormen, en raakte daarbij zo ernstig gewond dat zijn manschappen vreesden voor zijn leven. Een begrijpelijke angst. Geen van Alexanders generaals had voldoende prestige om zich op te werpen als alleenheerser, en als de koning zou sterven, was oorlog tussen de generaals onvermijdelijk. De soldaten reageerden de spanning af door elke bewoner van Multan over de kling te jagen.
Nu ik het fort zie, begrijp ik beter waarom de inname van het tempelcomplex moeilijk verliep en Alexander er gewond raakte. De hellingen zijn vrij steil en moeten in de Oudheid nog steiler zijn geweest. De Vishnutempel is tot in de jaren veertig in gebruik geweest maar een betonnen ruïne is alles wat resteert. Toen Pakistan en India werden gescheiden, is op verschillende plaatsen tussen moslims en hindoes gevochten en we vermoeden dat toen ook de tempel is verwoest.
Bovenop de heuvel is een vervallen speeltuin met een monument voor twee Britse officieren die hier in de negentiende eeuw zijn gedood. Een fakir voorspelt er de toekomst en een paar kinderen bestormen ons met de vraag “What’s the time, mister?” Net als hun leeftijdgenootjes in Iran proesten ook de kinderen in Pakstan het uit van plezier als we op onze horloges kijken.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.