Goochelen met Guttenberg

Minerva’s uil denkt er het zijne van (Gevelsteen, Nieuwe Uilenburgerstraat 88, Amsterdam)

“Guttenbergs universiteit zegt het nu ook: plagiaat”. De kop in het NRC Handelsblad van zaterdag 7 mei liet aan duidelijkheid weinig te wensen over. Karl-Theodor zu Guttenberg, de ex-minister van Defensie in Duitsland, heeft volgens een onderzoekscommissie inderdaad plagiaat gepleegd bij het schrijven van zijn proefschrift.

Dit is echter maar de helft van het verhaal. Het gaat namelijk niet langer om Guttenberg. Zijn doctoraat was al ingetrokken, zijn voorname maatschappelijke positie bekleedde hij al niet meer, hij was al geen nieuws. Als er nog een rechtszaak wegens plagiaat komt, is dat alleen van belang voor hem persoonlijk.

De andere helft van het verhaal is belangrijker. Er is nog iemand betrokken bij de affaire. Een promovendus heeft immers een promotor: in dit geval professor Peter Häberle, die óf wel óf niet op de hoogte was. Wist hij ervan, dan zou eigenlijk ook hij zich moeten verantwoorden voor de rechtbank. De onderzoekscommissie sluit medeverantwoordelijkheid echter uit.

Dat brengt ons bij de andere mogelijkheid: de promotor heeft het plagiaat niet herkend. Dan wrijf je toch je ogen uit: een hoogleraar die niet kan beoordelen of ideeën op zijn vakgebied nieuw zijn of al eerder geformuleerd. De aanwezigheid van een copromotor maakt het nog erger: er zijn dus twee mensen die hun vakterrein niet voldoende overzien, maar wel op een verantwoordelijke plaats zitten. Alsof je in een taxi stapt en de chauffeur blind blijkt te zijn.

Je zou hebben verwacht dat de universiteit de betrokkenen verbiedt nog langer op te treden als promotor. Je verwacht namelijk ook dat een universiteit begrijpt dat de Guttenberg-affaire niet slechts gaat om Guttenberg, maar tevens om het vertrouwen van de samenleving. Dat wordt niet bevorderd wanneer ondeskundig gebleken promotoren mogen doorgaan met het beoordelen van promovendi.

In plaats van dat probleem aan te pakken, presenteert de universiteit van Bayreuth een goocheltruc. De val van de minister, die de universiteit zo duidelijk in herinnering brengt met het laatste persbericht, is het spektakel waarmee de aandacht wordt afgeleid, waardoor de ongeschiktheid van zijn promotoren en de gebrekkige controle door de universiteit uit zicht worden getoverd. Het zou interessant zijn te weten wie nog meer hebben mogen promoveren bij deze promotor en copromotor, welke maatschappelijke posities zij bekleden en of zij zich al zijn gaan afvragen wat de waarde nog is van hun titels.

Ondertussen gelooft ruim een kwart van de bevolking van de westerse landen niet wat academici beweren. Dit kan niet langer worden genegeerd alsof het aanhangers zijn van pseudowetenschap; de huidige wetenschapscritici hebben hoger onderwijs genoten. Ze zijn ook handig genoeg om een ClimateGate te benutten om druk uit te oefenen op de onderhandelaars bij de Kopenhaagse klimaatconferentie. Weliswaar is hun scepsis te fel en te algemeen om recht te doen aan de duizenden wel integere onderzoekers, maar dat bewijst ook hoe diep de critici teleurgesteld zijn geraakt in hun wetenschappers. Met goocheltrucs herstellen de universiteiten het vertrouwen niet.

De situatie in Nederland wijkt niet af van die in andere westerse landen. Als minister Klink, met wetenschappelijke onderbouwing, een algemene vaccinatie tegen de Mexicaanse griep aankondigt, blijft de bevolking weg. Veel Nederlanders geloven de wetenschap niet langer. Wordt het, om het vertrouwen te herstellen, niet tijd voor een onafhankelijk onderzoek naar onze universiteiten? Of wachten we tot we ook in Nederland een affaire-Guttenberg meemaken?

[In iets andere vorm eerder verschenen in het NRC Handelsblad, 14 mei 2011]

Deel dit: