
Het is een van de bekendste verhalen over de Oudheid: hoe de Griekse ingenieur Archimedes tijdens de belegering van Syracuse in 212 v.Chr. Romeinse oorlogsschepen vernietigde met behulp van brandspiegels. De anekdote is te absurd om waar te zijn. De Grieken en Romeinen zelf geloofden het verhaal in elk geval niet, want ze reppen in hun verslagen van de belegering niet van het wonderwapen (meer).
De anekdote is al doorgeprikt in de zeventiende eeuw, toen de optica ontstond. De Franse filosoof Descartes wist bijvoorbeeld dat de benodigde spiegels onhandelbaar groot zouden zijn. Moderne experimenten, zoals van de MythBusters, bewijzen bovendien dat zelfs als Archimedes zulke spiegels had kunnen slijpen, de Romeinen zo voorkomend hadden moeten zijn hun schepen precies in het brandpunt stil te leggen. Op volle zee.
Archimedes’ brandspiegel is een schoolvoorbeeld van pseudowetenschap: naïef gebruik van bronnen gecombineerd met gebrek aan kennis van de natuurwetenschappen. De mysterieuze krachten van de piramiden, de alleen aan de Mesopotamiërs bekende planeet Niburu en de ondergang van Atlantis zijn andere voorbeelden.
Pseudowetenschappelijke theorieën zijn in hun absurditeit moeilijk over het hoofd te zien. Dat wil echter niet zeggen dat ze representatief zijn voor de bestaande desinformatie, want daarnaar is nooit onderzoek gedaan. Er bestaat andere soorten:
- slechte logica (een vak dat nog maar zelden aan studenten wordt onderwezen),
- ongecijferdheid,
- misleiding (40% van de archeologische persberichten bevat onnauwkeurigheden),
- contaminatie met religieuze aannames,
- verouderde informatie.
Van deze wonderlijke boom van verkeerde kennis is de pseudowetenschap slechts één tak. Geloof me: het gebeurt ook aan de universiteit zelf. Denk maar aan religieuze contaminatie. Astronomen die heel goed weten dat het Scheppingverhaal uit de Bijbel niet letterlijk mag worden genomen, nemen de Bijbel wél letterlijk als ze met kerstmis een stukje schrijven over de Ster van Betlehem, een metafoor waar geen enkel astronomisch feit achter schuil gaat.
Wetenschappers waarschuwen wel eens tegen pseudowetenschappen. Ik heb echter nog nooit een geleerde ontmoet die in staat was uit te leggen waarom pseudowetenschap representatief zou zijn voor de desinformatie in het algemeen. De waarschuwingen komen er daarom in feite op neer dat geleerden het eerste wat hun opvalt identificeren als belangrijk, zonder te hebben overwogen of het representatief is (de Everest Fallacy). De waarschuwing tegen pseudowetenschap is dus onwetenschappelijk.
Begrijp me niet verkeerd: pseudowetenschap kan gevaarlijk zijn en moet worden bestreden. Maar ik denk dat we de zaken breder moeten analyseren. We hebben cijfers nodig, cijfers over alle soorten desinformatie. Uit wat ik zelf zoal zie, leid ik af dat verouderde informatie veel representatiever is. We moeten niet alleen kijken naar wat er buiten de universiteiten gebeurt, maar ook naar wat academici verkeerd doen.
Waarom zijn deze cijfers er nog niet? Ik denk dat het komt doordat universitair medewerkers ook maar mensen zijn en vooral letten op wat het opvallendst is: de pseudowetenschap. Die leidt daardoor echter wél de aandacht af van andere problemen: gebrekkige logica, ongecijferdheid, overdreven persberichten, contaminatie en verouderde informatie. Zolang academici pseudowetenschap kunnen bestrijden, hoeven ze niet bij zichzelf te rade te gaan. Pseudowetenschap is opium van de universiteit.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.