
[Gisteren of vandaag zou deze planeet haar zeven miljardste bewoner erbij hebben gekregen. Een mooie aanleiding om een oud artikel over Robert Malthus, demografie en het ontstaan van de sociale wetenschappen af te stoffen. Dit is het derde deel van een stuk dat in 2007 verscheen in Filosofie en bedrijf. Deel één is hier.]
De empirische basis
Tegenover Malthus’ enorme wetenschappelijke triomf staat een even grote misser. Zijn stelling dat de voedselproductie toeneemt volgens de reeks 1, 2, 3, 4, 5… is namelijk uit de lucht gegrepen. In werkelijkheid blijkt economische groei een grillig proces te zijn, dat zich niet met een eenvoudige of complexe vergelijking laat beschrijven: het ene jaar kan de economie met twee procent groeien, het volgende jaar met een procent krimpen. Malthus zat er dus naast, maar hij kon weinig anders kon doen dan een ongegronde hypothese ventileren, want het voor een gefundeerde analyse benodigde cijfermateriaal was destijds niet beschikbaar.
Daardoor kon Malthus niet scherp zien dat juist in zijn eigen tijd de productie in de landbouw en industrie sterk toenam. Tijdens zijn jeugdjaren was in Europa voor het eerst de aardappel op massale schaal ingevoerd, een gewas dat veel voedzamer is dan het toenmalige volksvoedsel graan. Door het nieuwe dieet kon de bevolking groeien terwijl er minder boeren nodig waren, zodat talloze werkloze boerenknechten op zoek naar werk naar de steden trokken. Daar kwamen ze dikwijls terecht in een fabriek, waar ze tegen een hongerloontje spinmachines en weefapparaten moesten bedienen die werden aangedreven door stoommachines (de eerste goed functionerende stoommachine was gebouwd toen Malthus drie jaar oud was). De industriële productie vereenvoudigde de vervaardiging van chemicaliën, zodat op grote schaal kunstmest kon worden gemaakt en de agrarische rendementen nog verder toenamen.
Maar Malthus kon deze positieve kanten van de Industriële Revolutie nauwelijks zien. Wat hij zag in zijn parochie, was de misère van het industriële proletariaat, dat gesteld was voor de mensonterende keuze tussen enerzijds onderbetaalde fabrieksarbeid en anderzijds vechten in een van de legers die streden tegen de Fransen. Alsof het nog niet erg genoeg was gesteld met deze mensen, kregen ze bovendien de zorg voor kinderen. De zielzorger was zo met hen begaan, dat hij niet kon zien dat de samenleving als geheel rijker werd door de industrialisering. Wat hij voorspelde over de trage toename van de productie, was reeds achterhaald op het moment dat hij het publiceerde.
Het pleit voor Malthus dat hij zich realiseerde dat hij niet over alle benodigde data beschikte. Hij heeft zijn leven lang gezocht naar gegevens om zijn theorieën te onderbouwen, maar daarbij legde hij het accent meer op de demografie dan op de mogelijkheden tot economische groei. Dat het Essay on the Principle of Population bij elke herdruk dikker werd, kwam vooral doordat hij steeds nieuwe en betere bevolkingsstatistieken toevoegde.
Maar zelfs in dit beperkte onderzoeksgebied was het moeilijk feiten op te sporen. Malthus maakte in volle oorlogstijd een reis naar de Scandinavische landen, omdat de omvang van de bevolking daar in het verleden wel eens was geteld. Toen hij de Britse overheid ervan had weten te overtuigen dat het nuttig zou zijn ook in Engeland een volkstelling te houden, kwam er van alle kanten protest. Sommigen wezen op het onbijbelse karakter van deze vorm van beleidsondersteunend onderzoek – schreef de bijbel niet dat koning David ervoor was gestraft? – en anderen waren van mening dat een volkstelling een inbreuk vormde op het privéleven van de burgers. (Het begrip ‘privacy’ is in deze jaren ontstaan.) De volkstelling ging echter door en leverde het bewijs voor Malthus’ stelling dat de bevolking van de Britse eilanden in de loop der jaren was toe- en niet afgenomen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.