Meester Pennewip

Er is net een nieuwe editie op de markt gekomen van Woutertje Pieterse, dat ik beschouw als het mooiste boek van Multatuli. Een van de mooiste personages is Meester Pennewip, de leraar van de titelheld. Hij is gaan gelden, zo zie ik vandaag weer op deze pagina, als “archetypische schoolfrik”.

Ik begrijp waar dat idee vandaan komt, maar Pennewip zou nooit zo bekend zijn geworden als hij echt een typetje was. In feite is hij een mooi, rond karakter, zoals in de Havelaar ook Droogstoppel enkele scherpzinnige opmerkingen maakt waarvan Multatuli later zei dat hij ze zelf had kunnen maken. (Denk bijvoorbeeld aan Droogstoppels hoon voor dichters die meisjes “een engel” noemen; dat is inderdaad een cliché.) Multatuli werkt niet met sjabloons. Daarom overtuigen zijn personages.

Waarom is het te makkelijk Pennewip te reduceren tot frikkige representant van de kleine burgerij? Om te beginnen staat hij veel meer open voor de ideeën van zijn tijd dan sommige lezers erkennen. Hoewel hij weinig begrijpt van toneel, probeert hij de Pieterses duidelijk te maken dat het een respectabele kunstuiting is; ook weet hij, in vermoedelijk de beroemdste scène uit de Woutertje, een zoogdier te definiëren volgens de laatste wetenschappelijke inzichten van zijn tijd (die van Linnaeus en Cuvier). Zou Pennewip in Multatuli’s eigen dagen hebben geleefd, hij zou de evolutieleer hebben onderwezen.

Wat me ook treft is Pennewips menselijkheid. Aan het begin van het boek laat hij de kinderen versjes schrijven (voorbeeld) en ontdekt hij dat zijn leerlingen hebben gespiekt. Hij blijft onverstoorbaar en benadrukt steeds wat goed is. Als hij constateert dat Woutertje vreselijke gedichten schrijft (het beroemde roverslied), is hij betrokken genoeg bij zijn leerlingen om nog die avond op visite te gaan.

Tot slot zijn er Pennewips opvattingen over de Nederlandse taal, die samenvallen met die van Multatuli.

Doch dat ouwerwetsche is misschien maar denkbeeldig. Wie weet of-i niet modern was in zyn tyd, en hoe spoedig men ’tzelfde van ons zal zeggen. Hoe dit zy, de man heette meester, z’n school was ’n school en geen instituut, wat dan ook de zaak minder goed uitdrukt, en ik vind het ’n vreemde manier van vooruitgang, de dingen anders te noemen dan ze werkelyk heeten.

Pennewip/Multatuli heeft gelijk. Wie een school een instituut noemt, is een dikdoener. Dat is Pennewip in elk geval niet. Al zou hij inderdaad de ergste schoolfrik zijn, zijn afkeer van vaagpraat is voor mij voldoende om hem in mijn hart te sluiten.

Deel dit: