Je kunt de mensheid verdelen in twee groepen: degenen die hun jeugd niet verrijkt hebben gezien door de boeken van Jules Verne en degenen die De reis om de wereld in tachtig dagen, Twintigduizend mijl onder zee en de Reis naar de maan wél hebben gelezen. Het zijn de ultieme jongensboeken, en wie er als puber van heeft mogen profiteren, zal de rest van zijn leven de wereld blijven aanschouwen met verbazing, onbevangenheid en opwinding.
Om mijn Frans op peil te houden, probeer ik elk jaar minstens één zo’n roman te lezen, en dit jaar was het Voyage au centre de la terre, “Naar het middelpunt der aarde”. De plot is overbekend: professor Otto Lidenbrock uit Hamburg en zijn neef Axel ontdekken een oud, in runen geschreven document, waarin een zekere Arne Saknussemm aangeeft te zijn afgedaald in de IJslandse vulkaan Snæfellsjökull, waarna hij de enorme onderaardse ruimtes heeft bezocht. Onze helden maken, samen met de oersterke Scandinavische gids Hans, dezelfde reis en komen uiteindelijk via de Stromboli weer boven. Ondertussen hebben ze allerlei voorwereldlijke dieren gezien, of er – in een schitterend visioen – van gedroomd, en heeft Verne de lezers een lesje geologie gegeven.
Van dat lesje, en van het idee dat er onder deze aarde enorme ruimtes zijn waar nog dinosaurussen leven, klopt vanzelfsprekend niets, maar wauw, wát een boek! Nu ik het na ruim dertig jaar herlees, valt me op hoe liefdevol, maar toch licht neerbuigend, de Duitse hoofdfiguren worden getypeerd; zou het boek, dat in 1864 verscheen, zeven jaar later zijn uitgekomen, dan zou de typering vermoedelijk nogal wat grimmiger zijn geweest. Het boek is ook veel grappiger dan ik verwachtte: ik kon een stevige lach niet onderdrukken toen ik me realiseerde dat de man met de meeste vulkanologische kennis ook een explosief karakter heeft.
Maar het boek is meer dan een spannend verhaal. Verne vond met dit boek zijn draai, en legde er in feite de grondslag mee voor een nieuw genre, het romantische, wetenschappelijke reisverhaal, waarvan hij zelf de grootmeester zou zijn. Het geheimzinnige eiland is wat dit betreft, denk ik, zijn eigen beste werk, maar het genre is niet tot hem beperkt gebleven. Het heeft sporen nagelaten in alle media. 2001. A Space Odyssey is maar één loot aan deze boom.
Bovendien introduceerde Verne – ik vermoed als eerste, maar het kan zijn dat hij voorgangers heeft gehad – een foefje dat sindsdien vaak is gebruikt om de lezer meteen bij de kladden te pakken en het verhaal binnen te sleuren: het mysterieuze document dat ontcijferd moet worden. In Naar het middelpunt der aarde was het een simpele code in runen, maar de erfgenamen zijn een stuk complexer, zoals het drievoudige bericht in het Kuifje-album Het geheim van de Eenhoorn en de visuele codes en anagrammen in De Da Vinci-code.
Kortom, Verne heeft wat overhoop gehaald: een geweldig spannend boek, een nieuw genre en een sindsdien razend populair literair motief. Voor mij persoonlijk geldt daarnaast nog dat ik al ruim dertig jaar naar IJsland wil. Niet dat ik er iets heb te zoeken, maar eens zal ook ik de Snæfellsjökull beklimmen. Ik ben intens jaloers op, en verbijsterd om, een goede vriend die in Reykjavik is geweest en géén auto heeft gehuurd om naar die berg te rijden. Ongelooflijk.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.