De nadelen van specialisme

Om een of andere reden moet ik de laatste tijd vaak denken aan mijn studietijd. Gisteren werd ik eraan herinnerd hoe vaak mijn docenten vragen ontweken. Als je een docent in vakgebied X erop wees dat in vakgebied Y een tegengestelde conclusie was bereikt, vermeed men de discussie.

Zo bleven de classici dus homerische krijgers vergelijken met soldaten uit postindustriële samenlevingen, hoewel antropologen die vergelijking problematiseerden; oudhistorici negeerden wat economen zeiden over de Fisher Equation; archeologen claimden kennis van antieke marktrechten en deden geen navraag bij de aardige jonge historicus die daarop aan het promoveren was. Men bleef problemen vanuit het eigen kader bekijken, zonder te zien wat andere kaders opleverden of wat de relatieve waarde van de diverse kaders was.

Daar is wetenschapstheoretisch natuurlijk wel iets voor te zeggen. Kennis is altijd kennis vanuit een bepaald perspectief, en het is niet altijd mogelijk die perspectieven te beoordelen. Maar “niet altijd” is niet hetzelfde als “niet”, en je hebt wel de morele plicht de waarde van de eigen kaders te onderzoeken. Men deed het niet.

Het heeft heel lang geduurd tot ik begreep dat de verklaring ligt in het mechanisme dat verliesaversie heet. Het komt erop neer dat als iemand een bepaalde hoeveelheid van iets verliest, het zwaarder weegt dan als hij een even grote hoeveelheid van iets anders wint. Daarom gaan mensen door op een bepaalde weg, zelfs als men van een koerswijziging kan profiteren. Voor mijn docenten woog het feit dat ze hun kader zouden kunnen moeten aanpassen zwaarder dan het inzicht dat ze konden winnen in de waarde van dat kader. Ze hadden het wel eens over interdisciplinariteit, maar dat is vaak een wassen neus.

Is dit ondertussen erg? Nee, want er valt ook door middel van specialisme een hoop te leren. Ja, want er is dus afgezien van een inhoudelijke beoordeling van de onderzoekskaders. Daarmee laat je degenen die de doelmatigheid van de financiering moeten vaststellen, geen andere keuze dan te kijken naar de studentenaantallen. Er zou een wereld zijn gewonnen als de letterenmedewerkers die – terecht! – boos zijn om het gebruik van dit oneigenlijke criterium, zouden inzien dat ze de toepassing van betere criteria zelf frustreren.

Deel dit:

3 gedachtes over “De nadelen van specialisme

  1. MNb

    Dit verbaast mij als natuurkundeleraar mateloos. Natuurkunde heeft ook zijn specialismen. Maar allereerst is het heel normaal om van het ene specialisme over te stappen naar het andere, muv de theoretische en experimentele natuurkunde. Ten tweede is discussie tussen de verschillende specialismen al even normaal.
    Nu gebeurt het ook bij natuurkundigen dat ze vasthouden aan stokpaardjes. Fred Hoyle en zijn afwijzing van de Oerknal is daar een beroemd voordeel van. Maar dan zijn er altijd jongere ambitieuze collega’s die zulks terzijde schuiven.
    Is er dan werkelijk nergens een jonge oud-historicus die na afstuderen een middelvinger opsteekt tegen de oude garde en de boel gaat herinterpreteren? Zoals Max Planck deed tegen zijn natuurkundeleraar, die meende dat er niets meer te onderzoeken viel in zijn vak?

    1. Die jonge oudhistoricus wordt niet meer opgeleid. Het moet in vier jaar, en je krijgt tijdens die vier jaar niet voldoende de mogelijkheid werkelijk grondig vertrouwd te raken met een andere discipline.

      Het overnemen van een modelletje uit de sociale wetenschappen heet nu interdisciplinariteit. Een grondigere kennismaking, die kan leiden tot een discussie over de eigen grondslagen, is uitgesloten.

Reacties zijn gesloten.