Paleoproteomics

Karthaagse munt uit Iberië; dankzij paleoproteomics is vast te stellen welke olfantensoort dit is (British Museum)

Ik heb al vaker geblogd over bioarcheologische onderwerpen, zoals het DNA-onderzoek en het isotopenonderzoek. Over antieke eiwitten (proteïnen) heb ik het echter nog niet gehad, maar die zijn wel de moeite waard. Het is bijvoorbeeld mogelijk om in antiek aardewerk na vele eeuwen nog sporen te vinden van bijvoorbeeld zuivel. Zo kunnen onderzoekers uitspraken doen over de toenmalige voeding, wat weer kan leiden tot inzicht in de toenmalige volksgezondheid. Ook zijn uitspraken mogelijk over antieke ziektes. Een team uit Nottingham is er bijvoorbeeld in augustus 2023 in geslaagd om oeroude antistoffen te identificeren in het tandglazuur van iemand die ooit afweer had opgebouwd tegen het virus dat de ziekte van Pfeiffer veroorzaakt.

De monsters zijn niet alleen uit tandglazuur te nemen, maar ook uit botmateriaal, tandsteen, keramiek, textiel, perkament en papyrus. Een van de voordelen van dit type onderzoek, dat wel wordt aangeduid als paleoproteomics, is dat eiwitten opvallend goed bewaard blijven. Eitwitonderzoekers kunnen daardoor dieper het verleden in dan bijvoorbeeld hun collega’s die zich bezighouden met antiek DNA.

Lees verder “Paleoproteomics”

De joodse Diaspora (2)

Joods grafschrift uit Rome (Museo nazionale delle terme, Rome)

In het vorige stukje noemde ik de plaatsen waar aan het begin van de jaartelling Joden leefden. Dat was eigenlijk in de hele antieke wereld.

Variatie

Het gaat om groepen wier interne autonomie door het Romeinse Recht werd erkend, wat ook logisch was, want men kon alleen leven naar de eigen regels als de rest van de stedelijke gemeenschap daar een beetje rekening mee hield. Flavius Josephus biedt een opsomming van de rechten die Julius Caesar in een dozijn steden verleende aan de Joodse minderheden.

Ik gebruik tot nu toe de hoofdletter J, want tot nu toe ging het nauwelijks om religie. Maar de verspreiding van het volk betekende wel dat variatie ontstond in de joodse godsdienstige gebruiken en ideeën. Er waren allerlei afwijkingen van wat in het moederland gangbaar was. Er zijn bijvoorbeeld aanwijzingen dat Diaspora-Joden tijdens de sabbat vastten, wat mogelijk een manier was om in een overwegend niet-Joodse omgeving de spijswetten en sabbatsrust enigszins in acht te nemen. Later zou men in Rome het paaslam slachten zoals men dat in Jeruzalem had gedaan toen de tempel er nog stond, hoewel deze gewoonte in Judea was afgeschaft.

Lees verder “De joodse Diaspora (2)”

De joodse Diaspora (1)

De synagoge van Sardes, een belangrijk centrum in de Diaspora

Binnenkort is het Pinksteren en ongetwijfeld zal in de kerken een beroemde passage worden voorgelezen uit de Handelingen van de Apostelen. Context: het is de tijd van het Wekenfeest en de Heilige Geest daalt in Jeruzalem neer op Jezus’ leerlingen, die voortaan in alle talen van de wereld kunnen spreken – een omgekeerd Babel. De omstanders zijn verbaasd:

“Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? Parthen, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Cappadocië, mensen uit Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Kyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben, Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.”noot Handelingen 2.7-11; NBV21.

Lees verder “De joodse Diaspora (1)”

Achilleus, Memnon, Paestum en de Samnieten

Achilleus en Memnon (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Afgelopen dinsdag ben ik in Leiden wezen kijken naar de nieuwe expositie in het Rijksmuseum van Oudheden over Paestum. Het is een mooie expositie, heel rustig van opzet, die de hele geschiedenis van de oude havenstad behandelt: de fase van de Griekse kolonisatie, de klassieke periode waarin de bewoners de beroemde tempels bouwden, de tijd waarin de inheemse Lucaniërs de macht overnamen en de Romeinse tijd. De rode draad zijn de godinnen van de stad, maar ook andere onderwerpen komen aan de orde, zoals de vervaardiging van rozenparfum en de strijd tegen de Samnieten (een volk uit de Abruzzen, achter de Lucaniërs).

De dwingende reden waarom u moet gaan kijken is de verzameling grafschilderingen. De allerberoemdste, de Duiker, is er niet. Die schildering is beschermd Italiaans kunstbezit en mag Italië niet verlaten. Daaraan wijdt het museum een filmpje. De schilderingen die wel in Leiden zijn, zijn echter adembenemend. Ik zal er nog weleens over bloggen. Voor het moment zeg ik alleen “gaat dat zien”, want een bezoek aan het museum in Paestum is niet voor iedereen weggelegd.noot Met de internationale trein is het overstappen in Brussel en Parijs voordat je in Milaan bent; daarvandaan de lokale treinen via Rome en Napels naar Paestum; en voor het laatste stuk is er een bus. Het is nogal een Keulse reis om in Paestum te komen, dus ga liever naar Leiden nu Paestum naar ons is gekomen.

Lees verder “Achilleus, Memnon, Paestum en de Samnieten”

Het einde van de Oudheid

Toen Romulus Augustulus in 476 werd afgezet, was Julius Nepos nog steeds de officiële keizer van het West-Romeinse Rijk (Bodemuseum, Berlijn)

Het handboek van Luuk de Blois en Bert van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld, eindigt met een beschouwing over het einde van de Oudheid. Die begint met de opmerking dat het een onmogelijke taak is het einde van het behandelde tijdperk te markeren. Elke periodisering, zo schrijven de auteurs, heeft immers iets onnatuurlijks. Ze geven ook aan dat het jaartal 500 na Chr. alleen maar de gewoonlijke keuze is, en behandelen dan diverse mogelijkheden.

Politiek en religie

Wie kijkt naar de politiek, kan kiezen voor het einde van het Romeinse Rijk, maar dan deugt 500 niet. In plaats daarvan zou je 1453 moeten kiezen, als Mehmet de Veroveraar de laatste Romeinse hoofdstad Constantinopel inneemt. Het einde van het West-Romeinse Rijk in 476 is ook al een rare keuze, schrijven de auteurs, want feitelijk stelde dat politiek al een tijdje niet meer zo veel voor, terwijl de ideologie van de ene wereldheerser nog bleef bestaan. Dus wat wilde het afzetten van Romulus Augustulus zeggen? De Arabische veroveringen in de zevende eeuw vormden volgens de schrijvers wél een belangrijke politieke breuk. Ze geven althans geen redenen waarom het belang van dit proces genuanceerd zou moeten worden. Ik denk: terecht.

Lees verder “Het einde van de Oudheid”

Jona en de pompoen

Jona onder de wonderboom (Sarcofaag, Römisch-Germanisches Zentralmuseum, Mainz)

Het bijbelse verhaal van Jona en de walvis was al heel populair onder de eerste christenen. Het is een zeer beeldend verhaal, dat samenhangt met de idee van de wedergeboorte, een belangrijk christelijk thema. Aangezien veel christenen uit eenvoudige milieus kwamen, konden zij niet lezen, en kenden zij de Bijbel alleen mondeling of van afbeeldingen. Mozaïeken, sarcofagen en muurschilderingen beelden vaak het verhaal uit van Jona die door een grote vis werd opgeslokt en uitgespuwd. Af en toe wordt hij echter ook zittend of liggend onder een prieel afgebeeld. Dit deel van het verhaal is minder bekend en heeft betrekking op de volgende bijbelverzen:

Nadat Jona Nineve had verlaten, was hij aan de oostkant van de stad gaan zitten. Hij had er een hut gemaakt om in de schaduw af te wachten wat er met de stad zou gebeuren. Nu liet de HEER God een wonderboom opschieten om Jona schaduw boven zijn hoofd te geven en zijn ergernis te verdrijven. Jona was opgetogen over de boom. Maar de volgende morgen, bij het aanbreken van de dag, liet God de boom door een worm aanvreten, zodat hij verdorde.noot Jona 4.5-7; NBV21.

Lees verder “Jona en de pompoen”

De Langobardische Cyclus (4): De archeologie

Langobardische fibula (Musée d’archéologie nationale, Saint-Germain-en-Laye)

[Dit is het laatste blogje Dieter Verhofstadt over de Langobardische cyclus. Het eerste was hier.]

In 2005 en 2007 werden opgravingen verricht in een begraafplaats uit de zesde eeuw in het Hongaarse Szólád. Het is een van een veertigtal bekende begraafplaatsen met zo’n 2000 individuen uit de tijd van de Langobarden. In Szólád werden vijfenveertig skeletten opgegraven en onderworpen aan moleculair genetische en isotopische analyses. De conclusie van het rapport is dat de plek slechts korte tijd is bewoond door een gemeenschap die mogelijk in Pannonië immigreerde is en er weer vertrok in het bestek van twee tot drie generaties.

In 2019 verscheen in Nature een “genetische studie van de migratie in de Langobardische periode”. Ze combineert zevenentachtig mitochondriale reeksen uit negen graven verspreid over Tsjechië, Hongarije en Italië. Ze vergelijkt genetisch materiaal uit graven met Langobardische kenmerken en uit graven waarin dergelijke kenmerken ontbreken, en die de datering van de eerste enigszins voorafgaan. Het doel van de studie is een bijdrage te leveren aan de voornaamste discussie over het bekende archeologische materiaal, namelijk de gelijkenis in de grafcultuur van het vijfde-eeuwse Pannonië en het zesde-eeuwse Noord-Italië. De discussie is of die gelijkenis wijst op migratie of op overdracht van cultuur tussen gemeenschappen die met mekaar in contact stonden.

Lees verder “De Langobardische Cyclus (4): De archeologie”

Een “warrior burial” uit Kreta

Een helm met everzwijnentanden (Archeologisch Museum van Heraklion)

Een Griekse warrior burial is, zoals de naam al suggereert, het graf van een man die is begraven als krijger. Deze luxueuze graven dateren uit de Vroege IJzertijd, laten we zeggen uit de eeuw tussen 1050 en 950 v.Chr. Warrior burials zijn niet alleen aangetroffen in het Griekse moederland (Tiryns, Lefkandi…), maar ook op Kreta (Knossos) en vooral op Cyprus (Oud-Pafos, Salamis, Kourion…). De krijgers – of degenen die als krijgers werden begraven, als we heel precies willen zijn – zijn doorgaans gecremeerd en bijgezet met wapens, driepoten en andere voorwerpen van brons en ijzer. Ik blogde al eens over een man uit Oud-Pafos die is begraven met zijn badkuip.

De graven op Kreta bevatten voorwerpen die zijn vervaardigd op Cyprus of nog verder naar het oosten. Ze doen een beetje denken aan de opmerkingen uit de Odyssee van Homeros, waarin nogal wat Griekse helden via het oostelijk Middellandse Zee-bekken terugkeren naar hun moederland. In het vierde boek van de Odyssee vertelt bijvoorbeeld Menelaos aan Odysseus’ zoon Telemachos dat hij Cyprus, Fenicië en Egypte heeft aangedaan.noot Homeros, Odyssee 4.83-85, 4.615-619.

Lees verder “Een “warrior burial” uit Kreta”

De Langobardische Cyclus (3): Alboin

Een strijdscène uit een Langobardisch graf (Römisch-Germanisches Zentralmuseum, Mainz)

[Dit is het derde van vier blogs van Dieter Verhofstadt over de Langobardische cyclus. Het eerste was hier.]

De legende van Alboin, opgenomen in de Langobardische Cyclus, is het meest “waarheidsgetrouwe” deel. Ze gaat dan ook niet terug op het Dresdener Heldenbuch of andere sagen. De voornaamste en eerder geschiedkundige bron hier is de Langobardische geschiedschrijver Paulus de Diaken. Voor zijn Historia Langobardorum putte hij uit de Origo gentis Langobardorum, het Boek der Pausen, de verloren gegane geschriften van Secundus van Trente en de Annalen van Benevento. Hij verwerkte tevens teksten van Beda de Eerbiedwaardige, Gregorius van Tours en Isidorus van Sevilla.

De historische Alboin

De historische Alboin, zoals we die kennen via Paulus de Diaken, was inderdaad koning van de Langobarden, tussen 560 en 572. De Langobarden en hun buren, de Gepiden, bewoonden toentertijd de Pannonische vlakte: zeg maar westelijk Hongarije. Audoin, vader van Alboin, was in oorlog met Thurisind, koning der Gepiden. In de slag bij Asfeld (552) doodde Alboin een zoon van Thurisind, Turismod.noot Er is geen archeologische bevestiging van die veldslag. Asfeld zou niets anders dan “slagveld” betekenen. Men vermoedt dat de slag plaatsvond tussen de Donau en de Sava.

Lees verder “De Langobardische Cyclus (3): Alboin”

De Urheimat van het Proto-Indo-Anatolisch

De twee takken van het Proto-Indo-Anatolisch

Ik vertelde onlangs dat het er sterk op lijkt dat het Proto-Indo-Europees en het Proto-Anatolisch afstammen van dezelfde oertaal, die linguïsten aanduiden als Proto-Indo-Anatolisch ofwel PIA. Voor deze constatering is zowel taalkundig als DNA-bewijs.

Nu zijn er aanzienlijke verschillen tussen deze twee prototalen. Ik vertelde al eens dat de Indo-Europese talen drie woordgeslachten hebben en de Anatolische talen twee. Zo’n groot verschil kan niet zijn ontstaan in drie of vier generaties. Taalkundigen denken daarom dat er een paar eeuwen zijn verstreken tussen de tijd waarin we beide prototalen moeten plaatsen (zeg tweede helft vierde millennium v.Chr.) en de tijd van hun gedeelde voorganger. Dat zal de tweede helft van het vijfde millennium zijn geweest. Zie het stamboompje hierboven. En nieuwsgierig als we zijn, zouden we willen weten op welke plek dat Proto-Indo-Anatolisch gesproken is geweest. Anders geformuleerd: waar was de Urheimat van het PIA?

Lees verder “De Urheimat van het Proto-Indo-Anatolisch”