Wie controleert de popularisator?

Tot vandaag had ik niet gehoord van Jeroen Geurts. Nu is dát niet zo heel erg. Er zijn hondderdduizenden mensen waarvan ik nooit heb gehoord en nooit zal horen. Dit artikel op SciencePalooza toont echter een onderzoeker van wie ik graag eerder had vernomen, omdat hij een uitgesproken mening heeft over het steeds genegeerde kernprobleem van het hedendaagse wetenschapsbeleid: wie toetst de auteurs van populairwetenschappelijke boeken?

Het belang is dit. De samenleving heeft overal steeds weer informatie nodig. We betalen belasting om universiteiten in staat te stellen die informatie aan te leveren. De wetgever noemt dit “overdracht” en die vormt de rechtvaardiging van de financiering van onze wetenschappelijke instellingen. Om ervoor te zorgen dat die informatie accuraat is, doen de universiteiten onderzoek en om ervoor te zorgen dat dit ook in de toekomst zal gebeuren, leiden we jonge mensen op. De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (art. 1.3.1) draagt deze drie taken op aan de universiteiten.

Het probleem nu is dat het onderzoek en het onderwijs worden gecontroleerd, maar de overdracht niet. Bij een andere gelegenheid heb ik dat aangeduid als dé structuurfout in de Nederlandse wetenschap. Ik heb toen ook gewezen op de wijze waarop slechte informatieoverdracht, in een samenleving met steeds meer hoogopgeleiden, wetenschapsscepsis in de hand werkt.

Mijn eigen vakgebied, de oudheidkunde, is daaraan kapotgegaan. Tot de track record behoren een boek van Fik Meijer met 253 feitelijke onjuistheden en een klassiek geval van pseudowetenschap (opschorten van de natuurwetten om een niet in de bronnen vermelde gebeurtenis tot historisch feit te promoveren). Alles met goedkeuring van de Nederlandse universiteiten. De minachting die hieruit spreekt, wordt door hoogopgeleiden beantwoord met een even grote minachting voor de wetenschap. Het wordt nog erger doordat de Nederlandse oudheidkundigen geen conclusies verbinden aan het (wel onderkende) feit dat het bij de overdracht allang niet meer gaat om boeken, maar om aanwezigheid op het internet. Als er toezicht zou zijn uitgeoefend, circuleerde nu niet half zoveel onzinnige informatie over de Oudheid.

Geurts heeft dus volkomen gelijk. Ik weet dat ik nu klink als de man die in de kroeg uitroept “ik zeg dat al jaren!”, en dat is meestal niet het aangenaamste drinkgezelschap. Ik zou een sombere dronk hebben, trouwens.

Deel dit:

2 gedachtes over “Wie controleert de popularisator?

  1. MNb

    Oeps, misschien zijn mijn sussende woorden, hoe goed ook bedoeld, dan toch misplaatst. 253 Feitelijke onjuistheden is een beetje veel. Dat de schrijver niet afgemaakt wordt door zijn/haar collega’s is erger. Dat klassieke geval van pseudowetenschap maakt me sprakeloos.
    U weet wel hoe de overtreffende trap toe te passen, niet? Afijn, leg zoveel mogelijk informatie (feiten en theorieën) vast, wie weet komt er in een verre toekomst nog eens verbetering.

  2. @MNb Het is inderdaad zo erg. Het lek in de wetenschap is dat classici zich mogen uitgeven voor historici, hoewel ze daarvoor de kwalificaties niet bezitten. Daardoor zien ze bepaalde fouten niet en houden ze vast aan een in hoofdlijnen negentiende-eeuws beeld van het verleden. Dat is het logische gevolg van het feit dat oudhistorici de tijd die ze besteden aan het aanleren van oude talen, niet kunnen besteden aan afdoende theoretische scholing. Dat hoeft op zichzelf niet te leiden tot slecht populariseren, maar het betekent wel dat je de problemen niet tijdig herkent, en te laat ziet hoe ernstig de situatie is.

Reacties zijn gesloten.